Uitspraak: Zonder bewijs van aard en omvang vaste kosten geen gerichte vrijstelling

 

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een vaste kostenvergoeding onder de WKR vooraf naar aard en omvang moet zijn onderbouwd. Het is aan de inhoudingsplichtige deze onderbouwing te bewijzen. De kosten van persoonsgebonden lidmaatschappen van onder meer businessclubs hebben waarschijnlijk deels een niet zakelijk karakter. Het is aan de inhoudingsplichtige om te bewijzen dat de kosten uitsluitend zakelijk zijn.

Inhoudingsplichtige geeft haar werknemers in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 een vaste kostenvergoeding. Zij heeft deze vaste kostenvergoeding uitsluitend onderbouwd aan de hand van een eerder kostenonderzoek, dat naar haar zeggen door de Belastingdienst is geaccordeerd. Inhoudingsplichtige kan echter geen enkel bewijs aanleveren en de Belastingdienst ontkent gemotiveerd dat deze stelling juist is. Daarnaast vergoedt inhoudingsplichtige de kosten van persoonsgebonden lidmaatschappen van netwerkverenigingen en businessclubs. 

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een vaste kostenvergoeding onder de WKR uitsluitend onder de gerichte vrijstellingen kan worden gebracht indien voorafgaand een onderzoek naar aard en omvang van de kosten heeft plaatsgevonden. Het is aan de inhoudingsplichtige te bewijzen dat een dergelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en dat de Belastingdienst dit onderzoek heeft goedgekeurd. Nu dat niet lukt neemt de rechtbank aan dat geen sprake is van een kostenonderzoek. Uit de tekst van het Handboek Loonheffingen valt ook niet af te leiden dat een kostenonderzoek mag ontbreken indien de kostenvergoeding al voorafgaande aan de invoer van de WKR werden vergoed. Persoonsgebonden lidmaatschappen zullen in beginsel deels een niet zakelijk karakter hebben. Het is aan de inhoudingsplichtige om te bewijzen dat dit hier anders is.

Bron uitspraak