Ruim 155.000 mensen betaalden Belastingdienst te veel rente

 

Door een fout in een rekenprogramma hebben 155.500 mensen gezamenlijk bijna € 30 miljoen te veel invorderingsrente betaald. De rekenfout zat tussen 2013 en 2021 in de software van de Belastingdienst. Dit schrijft RTL nieuws.

De fout kwam in 2021 aan het licht toen een belastingplichtige bezwaar maakte dat de invorderingsrente niet klopte. “Bij behandeling van het bezwaar bleek dat de invorderingsrente niet correct berekend werd en dat dit voortvloeide uit een verkeerde berekening in het systeem”, schrijft de Belastingdienst daarover aan RTL Nieuws. De gedupeerden krijgen het te veel betaalde bedrag terug plus de wettelijke rente daarover.

De fout ontstond door een wetswijziging in 2013. “De te corrigeren rente is door een menselijke fout niet goed in het automatiseringssysteem ingeregeld”, aldus de Belastingdienst. “Hierdoor vond geen herrekening plaats van in het verleden berekende invorderingsrente.”

Pas drie jaar na het ontdekken van de fout kon de Belastingdienst de 283.250 foutieve aanslagen corrigeren van burgers en bedrijven. Het is de bedoeling dat iedereen vóór het eind van dit jaar geld terugkrijgt. Het laagst uitgekeerde schadebedrag is € 18 en het hoogste zo’n € 200.000. Het totale compensatiebedrag bedraagt bijna € 30 miljoen.

Bron: RTL Nieuws, 19 december 2024

 

CPB: fiscale steun schiet doel voorbij en helpt mkb nauwelijks

 

Het lage tarief in de vennootschapsbelasting (vpb) is niet geschikt om het midden- en kleinbedrijf (mkb) te ondersteunen en kan beter worden afgeschaft. De vennootschapsbelasting is de belasting die bv’s, nv’s en vergelijkbare bedrijven betalen over hun winst.

 

Volgens het Centraal Plan Bureau (CPB) sluit de regeling niet aan bij problemen van het mkb en komt het voordeel voor een groot deel terecht bij bedrijven waarvoor dit niet bedoeld is.

“Van de 3 miljard euro belastingvoordeel die het lage vpb-tarief dit jaar oplevert, belandt meer dan de helft bij andere soorten bedrijven, zoals beleggingsondernemingen en zelfstandigen zonder personeel. De regeling is dus weinig gericht en een inefficiënte manier om het mkb te stimuleren”, stellen de onderzoekers vast.

Voor winsten tot 200.000 euro bestaat een lager vpb-tarief van 19 procent, daarboven wordt 25,8 procent afgedragen. In de periode 2007 tot en met 2021 is het aantal bedrijven dat gebruikmaakt van het lage tarief verdubbeld van 200.000 naar 400.000. “Jaarlijks profiteert zo’n 25 tot 45 procent van de mkb-bedrijven echter niet van het lage vpb-tarief”, verklaart het CPB.

Afschaffen regeling

Het afschaffen van de regeling hoeft volgens het planbureau geen lastenverzwaring voor bedrijven te betekenen. “Het huidige budget kan namelijk ook op andere manieren voor het bedrijfsleven worden ingezet, zoals een lager algemeen tarief. Wanneer het doel is om specifieke economische activiteiten zoals investeringen en innovatie te bevorderen, vormen gerichte stimuleringsmaatregelen een beter alternatief.”

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Financiën. Dat moet een regeling in principe afschaffen of aanpassen als een evaluatie ongunstig uitvalt, of ten minste uitleggen waarom het die toch wil doorzetten. Het kabinet reageert voor de zomer op het oordeel van het CPB.

Bron: ANP

Ministerie van Financiën publiceert belangrijkste wijzigingen belastingen 2025

 

De Eerste Kamer heeft op 17 december jl. ingestemd met de wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2025. Vooruitlopend op goedkeuring door de Koning en publicatie van de wetten, geeft het ministerie van Financiën alvast een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de belastingen per 2025.

 

De Belastingdienst gaat, zoals al langer bekend is, de regels tegen schijnzelfstandigheid vanaf 2025 weer volledig handhaven. Op aandringen van de Tweede Kamer worden hiervoor het komende jaar echter nog geen boetes uitgedeeld. Werkgevers kunnen een naheffing krijgen als zij zzp’ers inschakelen voor werk dat in loondienst gedaan zou moeten worden.

Door de herinvoering van een derde schijf in de inkomstenbelasting gaan alle werkenden over het eerste deel van hun inkomen (tot 38.441 euro) minder belasting betalen. Dit voordeel wordt voor de minst verdienenden overigens deels tenietgedaan door een verlaging van de algemene heffingskorting.

Het wettelijk minimumloon stijgt zoals gebruikelijk mee met de gemiddelde ontwikkeling van de cao-lonen en gaat van 13,68 euro naar 14,06 euro (bruto) per uur. Ook de aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen, zoals de AOW en de WIA , stijgen mee.

Ondernemingen

Voor grote bedrijven komt er een versoepeling van de renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting (vpb). Bedrijven kunnen voortaan tot 24,5 procent aan rente-uitgaven aftrekken van de belastbare winst; dat was maximaal twintig procent.

De eerdere versobering van de expatregeling wordt aangepast; expats kunnen vanaf 2027 gedurende vijf jaar een onbelaste vergoeding van 27 procent van hun loon ontvangen. Ook wordt vanaf 2027 de salarisnorm verhoogd.

Een aantal versoberingen worden geheel of deels teruggedraaid, zodat ondernemers minder belasting over hun winst betalen. De mkb-winstvrijstelling gaat van 13,31 naar 12,7 procent. Het hoge tarief in box 2 gaat van 33 terug naar 31 procent.

Andere wijzigingen

De huren in de vrije sector mogen komend jaar met maximaal 4,1 procent omhoog. Voor de middenhuur geldt een maximale huurstijging van 7,7 procent.

De meeste werkende ouders krijgen een groter deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang vergoed. Ook de maximale uurprijs die vergoed wordt, gaat omhoog. Het kindgebonden budget en de kinderbijslag stijgen eveneens.
De belasting op prijzen van loterijen in het casino of andere kansspelen gaat omhoog van 30,5 naar 34,2 procent. Dit geldt alleen voor prijzen boven de 449 euro.

De wetsvoorstellen in het Belastingplan 2025 treden pas in werking als de Koning deze heeft goedgekeurd en de wet ook is gepubliceerd.

Geleidelijke handhaving schijnzelfstandigheid

 

De Belastingdienst gaat de boetes voor het inzetten van schijnzelfstandigen in 2025 uitstellen. Dit hebben zij besloten op een verzoek van de Tweede Kamer voor een geleidelijke invoering van volledige handhaving. De Belastingdienst liet dit weten in het Handhavingsplan arbeidsrelaties tranche 2025 die 18 december is gepubliceerd.

Handhaven schijnzelfstandigheid

Per 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst handhaven op schijnzelfstandigheid, zoals eerder aangekondigd. Bijna één op de zeven zzp’ers verwachtte door de handhaving van de Wet DBA opdrachten te verliezen. Daar komt de Belastingdienst nu op terug: er is besloten om volgend jaar nog met coulance te benaderen, zo licht de fiscus toe in het Handhavingsplan.

Tweede Kamer

Er komt nu een ‘zachte landing’, zoals door meerdere politieke partijen is bepleit. Er volgt nu een geleidelijke overgang naar volledige handhaving. Ga je in de fout met schijnzelfstandigen in 2025? Dan benadert de Belastingdienst het nog met coulance. Dit ligt wel anders wanneer er kwaadwillendheid is bij een organisatie, of als de Belastingdienst vóór 1 januari 2025 een aanwijzing heeft gegeven.

Mogelijke naheffingen

De Belastingdienst heeft de mogelijkheid om correctieverplichtingen en naheffingen op te leggen aan organisaties, mocht er blijken dat een zzp’er eigenlijk als werknemer werkzaam is.

Bedrijfsbezoeken

De Belastingdienst gaat onder andere doormiddel van bedrijfsbezoeken handhaven. Tijdens zo’n bezoek wijst het bestuursorgaan op mogelijke risico’s van schijnzelfstandigheid. Mocht er blijken dat er sprake is van mogelijke schijnzelfstandigheid, volgt er een boekenonderzoek. Het kan zijn dat de Belastingdienst dan een waarschuwing uitdeelt.

Na een boekenonderzoek kan de Belastingdienst een oordeel vellen over de arbeidsrelaties binnen een organisatie. Als de arbeidsrelaties onjuist zijn gekwalificeerd, kan de Belastingdienst een correctie of naheffing opleggen, zonder voorafgaande waarschuwing.

Modelovereenkomsten

Tot eind 2029 worden alle lopende, goedgekeurde modelovereenkomsten gerespecteerd. Stel dat de overeenkomst niet voldoet aan de wet- en regelgeving, of nieuwe rechterlijke uitspraken of nieuwe wetgeving, dan kan de Belastingdienst de betreffende goedkeuring van de modelovereenkomst in.

Een intrekking kan plaatsvinden als blijkt dat er niet volgens de voorwaarden van de modelovereenkomst wordt gewerkt of kan worden gewerkt. Lopende goedgekeurde modelovereenkomsten bieden alleen zekerheid voor de opdrachtgever als er daadwerkelijk volgens de afspraken in de modelovereenkomst wordt gewerkt. De praktische uitvoering van de werkzaamheden is hierbij van doorslaggevend belang.

Mogelijke ondersteunende maatregelen

In het Handhavingsdocument worden verschillende ondersteunende maatregelen genoemd, waardoor je kan controleren of bepaalde werkzaamheden worden gezien als zelfstandig of als dienstverband.

Webmodule beoordeling arbeidsrelaties

Als organisatie kan je de webmodule beoordeling arbeidsrelaties gebruiken om te kijken of er sprake is van een werknemer of een zelfstandige. De webmodule is geen zekerheid, maar het kan je wel een juist beeld geven of je op de juiste route zit qua arbeidsrelaties.

Vooraf overleg

Je kan ook vooraf in gesprek gaan met de Belastingdienst, over de feitelijke kwalificatie van de arbeidsrelatie met een werknemer of opdrachtnemer.

Door deze maatregelen hoopt de Belastingdienst een soepele overgang naar volledige handhaving te realiseren en tegelijkertijd duidelijkheid te bieden aan zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers.
Bron: PWNET

Mocht je twijfelen over jouw situatie? Bel gerust Buro360 en wij kijken graag met je mee!

Zzp, ja of nee? Voorbeelden uit de praktijk: wel of geen loondienst?

 

Zzp, ja of nee? Om je een idee te geven wanneer sprake is van loondienst of een zzp’er, is op rijksvoverheid.nl een aantal voorbeelden gepubliceerd. Vier voorbeelden op een rij.

Het is niet voor iedereen altijd duidelijk of sprake is van loondienst of zzp. Dit kan per situatie verschillen en hangt af van hoe in de praktijk wordt gewerkt. Er zijn meerdere kenmerken die van belang zijn. Om je een idee te geven wanneer sprake is van loondienst of zzp, vind je op rijksoverheid.nl een publicatie met een voorbeelden per sector. Hierna vind je vier voorbeelden: zorg, bouw, schilder, interim-manager.

Zorg

Een zorgverlener werkt voor een ziekenhuis. De zorgverlener bepaalt zelf het tarief en heeft aansprakelijkheidsverzekeringen.
Het ziekenhuis bepaalt het werk dat de medewerker verricht. Het gaat om zorgwerkzaamheden die veel voorkomen in ziekenhuizen. Werknemers doen het werk ook.
Het ziekenhuis heeft inspraak in de manier waarop de patiënten worden verzorgd. Ook gelden strenge algemene protocollen/instructies. Onderdeel daarvan is dat de medewerker niet zijn eigen materialen mag gebruiken. Ook zijn er aanwijzingen over hoe de medewerker zich binnen de organisatie moet presenteren en moet gedragen. De werkende heeft inspraak op zijn werktijden.
Op basis van de informatie: 
Er is sprake is van ‘werken onder gezag’. Er zijn strenge protocollen en instructies. De activiteiten zijn structurele werkzaamheden voor een ziekenhuis en worden ook door werknemers verricht.
Ook zijn er regels bij de ziekenhuizen waar de werkende zich aan moet houden. Er is nauwelijks sprake van werken voor eigen rekening en risico.
Zzp, ja of nee? 
Nee, er is sprake van een arbeidsovereenkomst.

Bouw

Een bouwbedrijf heeft een zzp’er benaderd om 2 dagen in de week mee te draaien op lopende bouwprojecten.
De zzp’er krijgt de opdracht keukens te installeren in een nieuw huizenproject. Dit duurt ongeveer 2 maanden. De zzp’er doet dit alleen en is zelf verantwoordelijk dat het op tijd af is. Hij werkt met zijn eigen bus en eigen gereedschap. Het bouwbedrijf koopt de bouwmaterialen in.
De zzp’er bepaalt zelf zijn eigen werktijden. Hij laat het bouwbedrijf wel weten wanneer hij aanwezig is.
De zzp’er stuurt maandelijks facturen met alleen zijn daadwerkelijk gewerkte uren.
Als de keukens niet goed worden geïnstalleerd, moet de zzp’er dit op eigen kosten herstellen. Ook als de zzp’er tijdens het werk schade veroorzaakt, moet de zzp’er de kosten van de schade vergoeden.
De zzp’er heeft een aansprakelijkheidsverzekering.
De zzp’er staat bij de Belastingdienst al enkele jaren bekend als ondernemer voor de omzetbelasting en inkomstenbelasting.
Op basis van de informatie: 
Er is beperkt sprake van aansturing door het bouwbedrijf. Het betreft structureel werk, er zijn werknemers die hetzelfde werk doen.
Er is ook duidelijk sprake van werken voor eigen rekening en risico. De zzp’er is zelf verantwoordelijk voor de opdracht, de zzp’er loopt risico als hij niet werkt of het afgesproken resultaat niet haalt, hij moet op eigen kosten werk herstellen en indien van toepassing schade vergoeden. Hij werkt met eigen gereedschap. De zzp’er werkt onder eigen naam en het betreft een opdracht van korte duur.
Zzp ja of nee? 
Ja, er is meer sprake van werken voor eigen rekening en risico dan aansturing en gezag. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Schilder

Een schilder wordt gevraagd om een schildersbedrijf te helpen. De schilder wordt toegevoegd aan een team van schilders in loondienst dat met een grote schilderopdracht bezig is.
De schilder is gevraagd voor het team vanwege specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot het schilderen en restaureren van oudere gebouwen en in het bij zonder de restauratie van de plafondornamenten. Als het de schilder niet lukt de plafondornamenten in goede staat op te leveren, krijgt de schilder niet betaald. Om betaald te krijgen, moet de schilder in dat geval op eigen kosten het werk opnieuw doen.
Alle schilders werken samen in een team, maar deze schilder is vanwege zijn specifieke expertise verantwoordelijk voor een specifiek onderdeel (de ornamenten). De schilder krijgt voor een gedeelte van de werkzaamheden dezelfde instructies als het team waar de schilder zich in bevindt, maar voor de ornamenten veel vrijheid.
De schilder heeft geen functioneringsgesprekken en neemt eigen gereedschappen en materialen mee (specifiek geschikt voor ornamenten).
Verder heeft de schilder een groot aantal opdrachtgevers en een eigen website. Ook gebruikt hij een eigen busje waar zijn naam en het logo van zijn bedrijf op staat.
De schilder staat ingeschreven bij de KvK, is btw-ondernemer en heeft al jaren recht op de zelfstandigenaftrek.
Op basis van de informatie: 
Er is wel sprake van aansturing door het schildersbedrijf, en het schilderwerk hoort tot het basiswerk van het schildersbedrijf. Er kunnen instructies worden gegeven over de manier waarop het werk gedaan moet worden, maar voor de werkzaamheden aan de ornamenten geniet de schilder veel autonomie. Er is geen sprake van toezicht zoals functioneringsgesprekken.
Er is ook nadrukkelijk sprake van werken voor eigen rekening en risico (de schilder is verantwoordelijk voor het op te leveren resultaat en loopt financiële risico’s, beschikt over specifieke vaardigheden, gebruikt eigen gereedschap en materialen en de opdracht is van korte duur).
Ook heeft de schilder een eigen website en presenteert hij zich als ondernemer.
Zzp, ja of nee? 
Ja, er is meer sprake van werken voor eigen rekening en risico dan aansturing en gezag. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Interim-manager

Een interim-manager laat zich inhuren ter vervanging van de zieke manager in loondienst bij de werkgever. De interim-manager is ervaren en kan daardoor snel inspringen. De interim- manager is personeelsverantwoordelijk voor ca. 25 fte. De cultuur van het bedrijf is om managers relatief vrij te laten en autonoom te laten werken zolang productie op peil blijft, maar het bedrijf kan wel instructies geven. De interim-manager houdt zich aan de kaders van de organisatie en opereert daarbinnen. De interim-manager heeft hiermee doorgaans 2 of 3 fulltime klussen per jaar voor enkele maanden per opdracht.
Op basis van de informatie: 
Er is sprake van aansturing. Anderen zijn namelijk wel bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven waar de manager zich aan moet houden. Daarbij is er sprake van structureel werk, en het werk wordt ook door managers in loondienst gedaan. Ook is er sprake van een organisatorisch kader waar de manager zich aan moet houden. De omstandigheden die wijzen op ‘aansturing en gezag’ zijn dusdanig beperkt aanwezig dat geen sprake is van werken in loondienst.
Zzp, ja of nee? 
Nee, er is sprake van een arbeidsovereenkomst met het bedrijf voor de duur van de opdracht. Er is meer sprake van aansturing en gezag dan het werken voor eigen rekening en risico.

Een op zeven zzp’ers raakt opdrachtgevers kwijt door wet DBA

 

Bijna een op de zeven zzp’ers verwacht opdrachtgevers kwijt te raken door de handhaving van de wet DBA vanaf 2025. Een op de twaalf zelfstandig ondernemers verwacht om deze reden zelfs te stoppen.

Dat blijkt uit onderzoek van Boekhouder.nl onder vierhonderd zzp’ers.

Per 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst volledig handhaven op schijnzelfstandigheid. Opdrachtgevers die zzp’ers inhuren zonder dat zij in de praktijk zelfstandig kunnen werken, kunnen hiervoor worden beboet. Volgens het onderzoek vreest ruim dertien procent van de zzp’ers om deze reden opdrachten kwijt te raken.

Bijna zes procent van de zzp’ers overweegt hierdoor te stoppen en bijna drie procent weet dit zelfs al zeker. Daar staat tegenover dat ruim een kwart verwacht dat de nieuwe strengere handhaving waarschijnlijk geen invloed op het voortbestaan van hun ondernemerschap zal hebben. Tweederde van de respondenten geeft aan ‘op zeker’ gewoon door te gaan als zzp’er.

Wet DBA

De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie) maakt werkgever en werknemer samen verantwoordelijk voor afspraken over en de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.  Een zzp’er kan als schijnzelfstandige worden beschouwd wanneer hij of zij in de praktijk werkt onder dezelfde voorwaarden als een gewone werknemer.

Als de Belastingdienst oordeelt dat feitelijk sprake is van een dienstverband, moet de opdrachtgever met terugwerkende kracht loonbelasting en sociale premies betalen en mogelijk een boete.

Momenteel geldt nog een ‘handhavingsmoratorium’, waarbij de Belastingdienst bij gevallen van schijnzelfstandigheid geen naheffingsaanslag of boete oplegt. Maar vanaf 1 januari 2025 geldt dat handhavingsmoratorium niet meer. Een en ander zorgt voor veel onrust bij zowel zzp’ers als hun opdrachtgevers.

Tijdelijke subsidie om werknemers meer uren te laten werken

 

Werkgevers- en werknemersorganisaties, brancheorganisaties en O&O-fondsen kunnen van 13 januari tot en met 14 februari 2025 subsidie aanvragen voor projecten om werknemers meer uren te laten werken.

Dat staat in de subsidieregeling Meer uren werkt (Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd), die op 13 november is gepubliceerd. Met de tijdelijke subsidie wil het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid urenuitbreiding stimuleren voor werknemers die dat willen en kunnen.

Zo kan een bijdrage worden geleverd aan het oplossen van de arbeidsmarktkrapte, maar ook aan een betere werk-privébalans en aan de verbetering van de economische zelfstandigheid van werknemers die in deeltijd werken, aldus de Rijksoverheid.

De regeling is onderdeel van het Nationaal Groeifondsprogramma Meer uren werkt!, waarin SZW en de Universiteit Utrecht samenwerken. Het programma richt zich op (onderzoek naar) interventies die urenuitbreiding faciliteren en de opschaling van bewezen interventies naar de gehele arbeidsmarkt.

Interventies

De subsidieregeling bevat in het eerste aanvraagtijdvak zeven interventies. Vijf daarvan zijn specifiek gericht op werknemers die in deeltijd werken in de sectoren zorg en welzijn, kinderopvang en onderwijs. Hier gaat het om alternatieve roostersessies, het herstructureren van taken, het goede gesprek, combinatiebanen, en mantelzorgvriendelijke organisaties. De overige twee interventies hebben betrekking op werknemers in alle arbeidsmarktsectoren en omvatten het stimuleren van oudervriendelijke organisaties en het bieden van financieel inzicht.

Voor het uitvoeren van een interventie zijn deelnemende organisaties, een hoofdaanvrager en een interventiepartner nodig. Brancheorganisaties, O&O-fondsen en werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen optreden als hoofdaanvrager.

Een samenwerkingsverband bestaat in ieder geval uit een hoofdaanvrager en een interventiepartner. Alleen een samenwerkingsverband kan een aanvraag doen voor de subsidie. Voor alle interventies moet een aparte aanvraag worden ingediend.

Aanvragen in januari en februari

Van 13 januari 2025, 9.00 uur tot en met vrijdag 14 februari 2025, 17.00 uur kan de subsidie aangevraagd worden via het subsidieportaal van Uitvoering Van Beleid (UVB) (klik hier).
Voor de subsidieregeling is in dit eerste aanvraagtijdvak 6,6 miljoen euro beschikbaar, voor de uitvoering van de zeven interventies. Het programma Meer uren werkt!, inclusief opschalingsfase, loopt van 2024 tot en met 2033.

Rechtbank oordeelt dat belastingrente van 8% moet worden verlaagd naar 4%

 

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een zaak van Meijburg & Co over de belastingrente die is berekend op een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2021. Het rentepercentage bedroeg 8%. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoogte van deze rente in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en moet worden gesteld op 4%. Dat percentage was in die jaren van toepassing op de andere belastingmiddelen, zoals de inkomstenbelasting.

Deze uitspraak is relevant voor alle belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting die belastingrente berekend hebben gekregen op hun aanslag.

Achtergrond

Belastingrente is verschuldigd indien niet tijdig een aanslag is aangevraagd of aangifte is ingediend en er een bedrag aan belasting moet worden betaald. Tot voor kort gold voor de belastingrente in de vennootschapsbelasting het minimum van 8%. Dit tarief is zo hoog, omdat dit was gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Sinds 1 januari 2024 is dat zelfs verhoogd naar 10%. Er is altijd veel kritiek geuit op de hoogte van dit percentage, omdat dit percentage niet marktconform is, omdat het percentage voor andere belastingmiddelen veel lager is en omdat het hoge tarief vooral een budgettair doel leek te hebben.

Het idee achter dit hoge percentage is dat het belastingplichtige zou moeten stimuleren om tijdig aangifte te doen of een voorlopige aanslag aan te vragen, zodat de te betalen belasting al snel na afloop van het boekjaar wordt betaald. Alleen als binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een aanslag wordt aangevraagd naar precies het juiste bedrag van de belastbare winst, wordt geen belastingrente in rekening gebracht. In de praktijk blijkt dit niet eenvoudig, omdat het bepalen van de belastingpositie complex is. Veel belastingplichtigen worden dan ook geconfronteerd met hoge bedragen aan belastingrente.

Exceptieve toetsing

Tot aan de coronacrisis was het percentage belastingrente opgenomen in de wet. Bepalingen die in de wet staan, mogen vanwege het toetsingsverbod, niet worden getoetst aan de algemene rechtsbeginselen. Tijdens de corona crisis wilde de wetgever echter de mogelijkheid hebben om dit rentepercentage snel aan te kunnen passen en daarom is het percentage van de belastingrente overgebracht naar het Besluit Belasting- en invorderingsrente. Een dergelijk besluit kan wel worden getoetst aan de algemene rechtsbeginselen, waaronder het evenredigheidsbeginsel. Dit heet exceptieve toetsing en dat heeft Rechtbank Noord-Nederland ook gedaan.

Uitspraak

De rechtbank heeft geoordeeld dat dit Besluit Belasting- en invorderingsrente onverbindend moet worden verklaard, omdat de regelgever het tarief van de belastingrente in de vennootschapsbelasting in redelijkheid niet kon koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties (met de ondergrens van 8%). Die rente is namelijk bedoeld voor handelsvorderingen. De rechtbank oordeelt dat een nog niet geformaliseerde belastingschuld geen handelsvordering is.

De rechtbank geeft in de uitspraak voorts aan dat zij moeite heeft om te achterhalen welk doel de besluit/wetgever met die hoge tarief precies voor ogen heeft gehad. Uit de eerdere totstandkomingsgeschiedenis is opgenomen dat de belastingrenteregeling is gebaseerd op de regeling van de verzuimrente in het bestuursrecht, waardoor het hoge percentage geoorloofd zou zijn. Die verzuimrenteregeling ziet echter op een betalingsverzuim, terwijl de belastingrente wordt berekend bij een aangifteverzuim. De rechtbank vindt dit dus geen rechtvaardiging voor het hanteren van dit hoge percentage. De rechtbank oordeelt dat bij de afweging van de betrokken belangen, de regelgever dus niet in redelijkheid tot deze 8% heeft kunnen komen. De aanzienlijke nadelige gevolgen zijn onevenredig in verhouding tot de met de regel te dienen, onduidelijke doelen. Daarom moet volgens de rechtbank de belastingrente worden berekend met in achtneming van het tarief van 4%.

Het is waarschijnlijk dat de Belastingdienst in hoger beroep gaat of wellicht in sprongcassatie bij de Hoge Raad gaat.

Effectief geldt dit voor de belastingrente die vanaf 1 januari 2022 is berekend.
KPMG Meijburg & Co raad aan om bezwaar te maken tegen de beschikking belastingrente die op de aanslag staat. In geval van een definitieve aanslag, moet dit binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.
Betreft het een beschikking belastingrente op een voorlopige aanslag, dan moet eerst een verzoek om herziening van die belastingrente worden gedaan. Dit verzoek om herziening kan worden gedaan tot zes weken na de dag van dagtekening van de definitieve aanslag over dat jaar.

Ontvang je van de Belastingdienst een definitieve of voorlopige aanslag Vennootschapsbelasting? Graag zouden we deze van je krijgen, dit mag je langsbrengen of mailen naar jesse@b360.nl  

Bijna helft van zzp’ers heeft ‘pensioenspijt’

 

Bijna de helft (44 procent) van de zzp’ers heeft spijt dat ze niet eerder zijn begonnen met pensioenopbouw. Twee derde (64 procent) heeft het gevoel dat hun pensioen niet goed is geregeld.

Ondanks verbeterde mogelijkheden voor zzp’ers om hun pensioen goed te regelen, geven veel zelfstandigen aan dat pensioenopbouw vaak niet de prioriteit krijgt die het verdient. Dat blijkt uit onderzoek van zzp-bank Knab.

Late start

De ‘pensioenspijt’ is vooral sterk onder zelfstandigen die pas na hun dertigste zijn begonnen met pensioen op te bouwen. Gemiddeld beginnen zzp’ers op hun 31ste met pensioenopbouw.
Van de zzp’ers die er na hun dertigste mee beginnen, heeft 60 procent spijt dat zij niet eerder actie hebben ondernomen. Onder zzp’ers die vóór hun dertigste begonnen, ervaart nog geen 30 procent pensioenspijt.

Fiscale regelingen

Vooral zelfstandigen met een lager inkomen voelen dat ze er niet goed voor staan. Van de zzp’ers die maandelijks minder dan € 2.000 te besteden hebben, is slechts 25 procent tevreden met hoe ze hun pensioen hebben geregeld. Onder zzp’ers die meer dan € 4.000 per maand kunnen besteden, is 52 procent blij met hoe ze het hebben geregeld.

Veel zzp’ers maken nog onvoldoende gebruik van fiscale regelingen die kunnen helpen om pensioen op te bouwen, stelt het onderzoek. Minder dan de helft (48 procent) van de zelfstandigen is bekend met het begrip ‘jaarruimte’ en de belastingvoordelen die pensioenproducten zoals lijfrente kunnen bieden.