148 miljoen voor stimuleren innovatieve maakindustrie

 

Om de productie van hoogwaardige groene technologie (cleantech) door innovatieve maakbedrijven in Nederland te bevorderen, introduceert het kabinet de Investeringssubsidie Maakindustrie Klimaatneutrale Economie (IMKE). In totaal is 148 miljoen beschikbaar.

Met de nieuwe regeling wordt het opzetten van productielijnen voor elektrolyse-installaties, innovatieve zonnepanelen en batterijen gestimuleerd. De regeling is een initiatief van het Nationaal Groeifondsproject GroenvermogenNL. Het is de eerste regeling waarmee de overheid grootschalige productie in de hightech maakindustrie ondersteunt.

Het produceren van elektrolyse-installaties, die water omzetten in waterstof en zuurstof, is net als het produceren en recyclen van batterijen en het maken van zonnepanelen, belangrijk voor de verduurzaming van Nederland, aldus het kabinet.

Deze technologieën spelen een essentiële rol in de overgang naar een groene energievoorziening, verminderen de afhankelijkheid van fossiele energie en maken ons land minder afhankelijk van andere landen. Ook dragen ze direct bij aan de groei van nieuwe groene techbedrijven en een groene economie.

Financiering

De regeling wordt gefinancierd uit drie Nationaal Groeifonds-projecten: GroenvermogenNL (groene waterstof), SolarNL (zonnepanelen) en Material Independence and Circular Batteries (batterijen).

De IMKE-regeling biedt directe financiële ondersteuning voor investeringen in productielijnen voor elektrolysers, innovatieve zonnepanelen en batterijen. Bedrijven hoeven hierbij geen directe CO2-reductie aan te tonen. De vermindering van CO2 gebeurt immers niet direct, maar pas bij de klant die de technologie gebruikt, zoals in de chemie of bouw. Zo is het eenvoudiger voor bedrijven om voor de regeling in aanmerking te komen en te investeren in duurzame technologieën.

Bedrijven die voldoen aan de voorwaarden, kunnen vanaf 1 oktober 2024 tot en met 31 januari 2025 een aanvraag indienen (klik hier) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Subsidiepot voor emissieloze bedrijfsauto’s verdubbeld

 

Er is meer geld beschikbaar voor ondernemers die emissieloze bedrijfsauto’s willen aanschaffen. De subsidiepot van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA) is verhoogd van dertig naar zestig miljoen euro.

Dat meldt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De laatste jaren kunnen ondernemers en non-profits de SEBA aanvragen om hun bedrijfsauto’s te verduurzamen. Maar 2024 is het laatste jaar dat de regeling openstaat voor aanvragen.
Er was daarom enorm veel interesse, waardoor het budget sneller opraakte dan verwacht. Daarom is het budget op 26 juli verdubbeld van € 30 miljoen naar € 60 miljoen.

Maximaal vijf mille per bedrijfsauto

De SEBA financiert tussen de zeven en twaalf procent van de aanschafprijs van een emissieloze bedrijfsauto. Het percentage verschilt afhankelijk van de grootte van de onderneming. Aanvragers krijgen maximaal € 5.000 per auto, als ze aan alle voorwaarden voldoen, aldus de RVO.

Op het moment is er nog ruim 26 miljoen euro beschikbaar voor nieuwe aanvragen. Dit bedrag wisselt van week tot week, omdat aanvragen worden aangepast, geannuleerd of afgewezen. De RVO verwacht dat er geld overblijft tot het loket sluit. Aanvragen heeft zin tot het laatste moment, benadrukt de dienst.

De SEBA-regeling (klik hier) is open voor aanvragen tot en met 31 december 2024.

Nederlandse arbeidsproductiviteit groeit steeds minder hard

 

De arbeidsproductiviteit in Nederland is in de afgelopen tien jaar minder sterk gegroeid dan in de decennia daarvoor. In de afgelopen vijftig jaar is de arbeidsproductiviteit wel meer dan verdubbeld, maar deze groei werd vooral behaald tussen 1974 en 2013. In de afgelopen tien jaar nam de arbeidsproductiviteit veel minder sterk toe en bleef Nederland achter bij het gemiddelde van de Europese Unie.

De arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie van een werknemer in een bepaalde periode. De groei van die productiviteit is van belang omdat het de welvaart van een land en de winsten van bedrijven vergroot. In de periode tussen 1974 en 2013 nam de productiviteit jaarlijks met gemiddeld 1,5 procent toe. In de afgelopen tien jaar bedroeg de groei nog slechts gemiddeld 0,4 procent per jaar, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het kader van zijn 125-jarig jubileum.

Arbeidsproductiviteit

De arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd door meer of beter gebruik te maken van machines, inzet van beter opgeleid of meer ervaren personeel of door innovatie. Binnen de dienstverlening is meestal sprake van een lagere productiviteitsgroei omdat het bij deze bedrijven lastiger is om technologie en innovatie in te zetten. Het aandeel van dienstverlenende sectoren binnen de Nederlandse economie is echter steeds groter geworden in de afgelopen vijftig jaar.

De afnemende groei van de arbeidsproductiviteit vond dan ook plaats in bijna alle bedrijfstakken. In de delfstoffenwinning sloeg de groei zelfs om in een krimp, door het afbouwen van de gaswinning in Groningen. Ook in de landbouw, de financiële dienstverlening en de industrie was sprake van een afnemende groei van de productiviteit. In de bouwnijverheid, zakelijke dienstverlening en culturele en recreatieve diensten was de groei vanaf 2014 juist hoger dan in de decennia daarvoor.

Aantal gewerkte uren

De economische groei van de afgelopen tien jaar werd volgens het CBS dan ook met name behaald door een toename van het aantal gewerkte uren in plaats van een hogere productiviteit per gewerkt uur. In de tien jaar voor 2014 groeide het aantal gewerkte uren nog veel minder sterk door de financiële crisis, waardoor de werkloosheid opliep. Vanaf 2014 neemt de groei van het aantal gewerkte uren weer toe en overstijgt deze de groei van de periode tussen 1984 en 2004.

Bron: ANP

Inhoudingsplichtige uitbetalers en collectieve beheersorganisaties

 

Ben je een inhoudingsplichtige uitbetaler of collectieve beheersorganisatie (cbo)? Dan ben je verplicht gegevens over uitbetaalde bedragen bij de Belastingdienst aan te leveren. Je krijgt hiervoor geen uitnodiging meer van de Belastingdienst.

Je bent een inhoudingsplichtige uitbetaler als je aangifte loonheffingen moet doen.
Je bent een collectieve beheersorganisatie als je vergoedingen incasseert voor het gebruik van werken met auteursrechtelijke bescherming. Het gaat dan bijvoorbeeld om vergoedingen voor het draaien van muziek van derden. Het maakt hierbij niet uit of je wel of geen aangifte loonheffingen moet doen.

Betalingen die je moet aanleveren

Je levert gegevens over de uitbetaalde bedragen aan als de persoon die de betalingen krijgt, aan deze 2 voorwaarden voldoet:

  • Deze persoon is niet bij je in dienstbetrekking.
  • Deze persoon factureert niet, of stuurt je een factuur zonder btw. Dat laatste is het geval als op de factuur 0% btw, € 0 btw of helemaal geen btw staat. Bijvoorbeeld omdat sprake is van vrijgestelde prestaties of omdat deze persoon gebruikmaakt van de kleineondernemersregeling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
    – betalingen aan sprekers en auteurs
    – betalingen aan deelnemers aan medische proeven
    – betalingen aan particulieren voor schoonmaken, onderhoud, verbouwingen en andere klusjes

Beloning in natura

Je geeft iemand een beloning in natura wanneer je deze persoon niet in geld beloont voor bepaalde werkzaamheden of diensten, maar op een andere manier. Ook over een beloning in natura moet je gegevens bij ons aanleveren. Je geeft dan de waarde in het economisch verkeer op als uitbetaald bedrag. De waarde in het economisch verkeer is de prijs die iemand normaal zou betalen voor de beloning in natura, bijvoorbeeld in een winkel.

Gegevens die je moet registreren en aanleveren

Naast de uitbetaalde bedragen zelf moet je ook de volgende gegevens registreren en aanleveren:

  • het bedrag dat je uitbetaalt
  • de datum waarop je uitbetaalt
  • een aantal gegevens van de persoon aan wie je uitbetaalt:
    – burgerservicenummer (bsn)
    – naam
    – adres
    – geboortedatum

Betalingen die je niet moet aanleveren

Over de volgende betalingen lever je geen gegevens bij ons aan:

  • betalingen waarvoor je een factuur hebt gekregen met meer dan € 0 btw
  • betalingen aan vrijwilligers die onder de vrijwilligersregeling vallen
  • betalingen aan artiesten en buitenlandse beroepssporters die vallen onder de artiesten- en beroepssportersregeling
  • betalingen aan erfgenamen van makers van teksten, wetenschappelijk werk, kunst of foto’s (auteursrecht)
  • betalingen aan erfgenamen van uitvoerders van kunstuitingen, zoals muzikanten en acteurs (naburig recht)

Wanneer aanleveren?

Wanneer het je uitkomt, maar vóór 1 februari van het jaar na het jaar waarin je de bedragen uitbetaalt. Je kunt de gegevens dus ook aanleveren in het jaar waarin je de bedragen uitbetaalt.
Gegevens over bedragen die je bijvoorbeeld in 2023 uitbetaalt, kun je dus in 2023 en in januari 2024 aanleveren.

Bron: Belastingdienst

Update over uitspraak box 3

Hoe zat het ook al weer?

Op 6 juni heeft de Hoge Raad uitgesproken dat alleen het daadwerkelijk behaalde rendement op uw box 3-vermogen belast mag worden. De box 3-heffing op basis van een fictief rendement kan niet door de beugel, aldus de hoogste rechter in ons land.

Wat gaat nu gebeuren?

De staatsecretaris van Financiën heeft per brief aangegeven hoe de Belastingdienst om zal gaan met deze uitspraak van de Hoge Raad. Concreet zegt hij: “…Op basis van de uitspraken van de Hoge Raad moeten belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement de gelegenheid krijgen om dit aan te tonen…” Dit betekent dat alleen het door u daadwerkelijk behaalde rendement belast mag worden. U zult daartoe moeten aantonen wat uw daadwerkelijk behaald rendement was.

Wat moet u doen?

Uit de brief van de staatsecretaris blijkt dat u op dit moment nog niks hoeft te doen. De Belastingdienst onderzoekt gedurende deze zomer wie in aanmerking komt voor rechtsherstel. Wie voor rechtsherstel in aanmerking zullen komen ontvangen in oktober een brief van de Belastingdienst hierover.

Hieronder ziet u een overzicht van wanneer de Belastingdienst bepaalde acties wilt ondernemen.

Bron: Stichting Bond voor Belastingbetalers

Je voorlopige aanslag controleren; voorkom belastingrente door een (aanvullende) voorlopige aanslag

 

Inmiddels heb je mogelijk de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting 2023/2024 ontvangen.  Belangrijk is dat je het belastbaar bedrag goed controleert en wanneer nodig contact met ons opneemt; dan kunnen wij de fiscus verzoeken om een aanvullende aanslag op te leggen.

Belastingrente

De belastingrente voor de inkomstenbelasting bedraagt 7,5 procent. Voor de vennootschapsbelasting bedraagt deze 10 procent. Laat op tijd een goede schatting maken van het belastbaar inkomen (of de winst van jouw onderneming), hierdoor kan belastingrente worden voorkomen.

Voor meer informatie over de voorlopige aanslag kun je mailen naar info@b360.nl of telefonisch contact opnemen via 058-2655526

Box 3-gedupeerden moeten nog zeker een jaar geduld hebben

 

Gedupeerde box 3-belastingplichtigen moeten nog zeker tot medio 2025 wachten voor ze mogen aantonen dat ze te veel vermogensbelasting hebben betaald. De Belastingdienst heeft die tijd nodig om een hersteloperatie voor te bereiden.

Dat meldt staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) in een recente brief aan de Tweede Kamer. In een nieuwsbericht van de Rijksoverheid wordt duiding gegeven aan de uitspraak van de Hoge Raad hierover. In juni jl. oordeelde die dat belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het veronderstelde rendement op hun box 3-vermogen, de kans moeten krijgen om dat aan te tonen. Als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement, moet de belastingaanslag verminderd worden.

Inmiddels is voor bepaalde onderdelen van de uitspraak duidelijk wat dit betekent, maar voor bepaalde onderdelen is verdere uitwerking nodig, aldus de staatssecretaris.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelde dat het werkelijk rendement van het gehele box 3-vermogen, inclusief banktegoeden en spaargeld, relevant is. Het gaat hier om zowel het directe rendement, zoals rente, huur en dividend als het indirecte rendement, zoals (on)gerealiseerde waardestijgingen en waardedalingen van het vermogen en ontwikkeling van de WOZ-waarde van woningen.

Het werkelijke rendement wordt jaarlijks bepaald en er is geen verliesverrekening vanuit andere jaren mogelijk. Het werkelijke rendement van vermogen dat onder het heffingvrije vermogen valt, telt ook mee. Dit geldt ook voor het werkelijke rendement van bezittingen en schulden dat pas na de peildatum van 1 januari tot het box 3-vermogen behoort. Kosten, met uitzondering van rente op schulden, zijn volgens de Hoge Raad niet aftrekbaar.

De Hoge Raad heeft daarnaast ook geoordeeld dat geen belastingrente hoeft te worden vergoed bij de vermindering van de aanslag bij bezwaar, beroep of ambtshalve vermindering.

Planning herstel

De Hoge Raad oordeelde verder dat het aan belastingplichtigen zelf is om aan te tonen dat hun werkelijke rendement per jaar lager is dan het forfaitaire rendement. Belastingplichtigen moeten zelf de benodigde gegevens opzoeken en invullen.

Belastingplichtigen die mogelijk in aanmerking komen voor rechtsherstel krijgen vanaf half oktober 2024 een informatiebrief van de Belastingdienst. Hierin krijgen zij uitleg over de vervolgstappen: wat kunnen ze wanneer verwachten en doen.

Om belastingplichtigen te helpen, werkt de Belastingdienst aan een online formulier waarmee zij deze gegevens kunnen aanleveren (Opgaaf Werkelijk Rendement; OWR). Dat kost nog de nodige tijd en ICT-capaciteit, aldus de dienst. Volgens de huidige planning komt het formulier in de zomer van 2025 beschikbaar. Belastingplichtigen ontvangen dan een vervolgbrief.

Nog uitwerken

Hoewel de Hoge Raad in haar uitspraak veel handvatten geeft om het rendement te berekenen, moet een aantal zaken nog verder uitgewerkt worden, meent de staatssecretaris. Bijvoorbeeld in hoeverre het eigen gebruik van onroerende zaken tot het werkelijke rendement moet worden gerekend en hoe de waardeontwikkeling moet worden bepaald, als een woning gedurende het jaar wordt verkocht.

Deze punten worden verwerkt in het genoemde OWR-formulier. Ook wordt nog in kaart gebracht welke belastingplichtigen in aanmerking komen voor rechtsherstel.

Bron: Rijksoverheid

Zzp’er werkt wekelijks ruim negen uur meer dan werknemer

 

Een zelfstandig ondernemer werkt gemiddeld ruim een volledige werkdag per week meer dan iemand in loondienst. Mannelijke zzp’ers komen aan een gemiddelde werkweek van bijna 46 uur.

Dat blijkt uit een analyse van recente CBS-gegevens door data-pr-bureau Tijd voor Publiciteit. Vooral bij mannen is het verschil groot. Een man in loondienst werkt wekelijks ruim dertien uur minder dan een mannelijke zzp’er.

Zowel relatief als absoluut gezien is dat verschil bij vrouwen aanzienlijk kleiner. Wat verder opvalt, is dat mannen – zowel werknemers als zelfstandigen – de afgelopen tien jaar gemiddeld één uur minder zijn gaan werken. Vrouwelijke werknemers zagen hun werkweek gemiddeld juist ruim een uur langer worden. Ondernemende vrouwen gingen anderhalf uur per week langer werken.

Financiële zorgen

Volgens het bureau dat het onderzoek uitvoerde, zijn het vooral financiële redenen waarom zzp’ers meer uren maken. Als de inkomsten achterblijven, is simpelweg meer uren maken voor veel zzp’ers de ‘makkelijkste’ manier om toch rond te komen.

Dat wordt onderstreept door recent onderzoek van financeplatform Boekhouder.nl, waaruit blijkt dat ruim een kwart van de zzp’ers maandelijks financiële zorgen heeft.

Hoewel zzp’ers dus relatief veel tijd aan werk kwijt zijn en soms financiële zorgen hebben, zijn zij doorgaans mentaal gezonder dan mensen in loondienst. De CBS-data laten zien dat een op de negen zelfstandig ondernemers te maken heeft met burnoutklachten. Bij werknemers is dat liefst negentien procent.

Economen: vergroten welzijn personeel cruciaal door vergrijzing

 

Werkgevers moeten meer inzetten op een hoger welzijn van hun medewerkers. Economen van ABN Amro wijzen in een nieuw rapport op het structurele tekort aan arbeidskrachten in veel sectoren. Beter personeelsbeleid zou niet alleen kunnen helpen bij het werven en langer vasthouden van personeel, maar ook bijdragen aan het verhogen van de arbeidsproductiviteit.

Volgens ABN Amro blijft de arbeidsmarkt voorlopig zeer krap, hoewel de economie sinds eind 2022 nauwelijks is gegroeid. De werkloosheid is slechts marginaal gestegen, van 3,5 naar 3,6 procent. Dat is nog altijd een zeer laag percentage, zeggen de deskundigen.

Vergrijzing

Door de vergrijzing zullen de personeelstekorten naar verwachting verder toenemen. De komende jaren gaat waarschijnlijk een aanzienlijk deel van de huidige medewerkers met pensioen. Vooral in de transportsector speelt dit. Meer dan drie op de tien medewerkers is daar momenteel 55 jaar of ouder.

“Dit is zorgwekkend, aangezien bijna de helft van de werkgevers in de transportsector nu al met een tekort aan arbeidskrachten kampt”, klinkt het bij de bank. Ook in de vastgoedsector, de industrie, de agrarische en foodsector telt het personeelsbestand relatief veel oudere krachten en zijn er nu al tekorten. In de Nederlandse economie als geheel bedraagt het aantal 55-plussers gemiddeld bijna een kwart van de werknemers.

Vergroten welzijn

ABN Amro-econoom Albert Jan Swart meent dat een oplossing ligt in het vergroten van het welzijn van het personeel. Het gaat dan om beleid voor persoonlijke ontwikkeling, het verbeteren van de balans tussen werk en privé of het bieden van inspraak in zaken als werktijden. “Meer werkgeluk leidt tot hogere productiviteit en lager verzuim”, stelt Swart. Hij heeft de indruk dat veel bedrijven dit inmiddels ook inzien, al verschilt het beeld sterk per sector.

De knelpunten kunnen ook heel verschillend zijn. Zo is het volgens ABN Amro in de industrie, transportsector en bouw erg belangrijk om personeel goed te trainen in het omgaan met mogelijke onveilige situaties. Dat kan ongelukken voorkomen en zo het welzijn van werknemers verbeteren.

In het rapport stelt ABN Amro verder dat de meeste sectoren dit jaar en volgend jaar waarschijnlijk een bescheiden herstel laten zien. Daarmee kunnen ze het lastige 2023 weer achter zich laten. In de industrie neemt de vraag naar verwachting voor het eerst sinds 2022 weer toe. Het beeld is niet overal gelijk. Voor de agrarische sector en de bouw verwachten de economen volgend jaar nog geen groei.

Bron: ANP

Hoofdlijnenakkoord; Wat voor u van belang kan zijn

MKB-winstvrijstelling (box 1) gaat omlaag. Eerder waren er al plannen om deze vrijstelling te verlagen met ingang van 2025. De vrijstelling is nu, in 2024, 13,31 procent. Deze wordt in 2025 12,7 procent. Deze vrijstelling is een aftrekpost voor ondernemers in de inkomstenbelasting.

Tariefsverlaging box 3. Het tarief in box 3 is momenteel 36 procent. Dit tarief zal worden verlaagd. Hoever dat omlaaggaat is nog niet duidelijk.

Accijnsverlaging brandstoffen wordt met een jaar verlengd. Dit is tot en met 2025.

De salderingsregeling voor kleinverbruikers wordt per 1 januari 2027 beëindigd. Dit zal voornamelijk particulieren met zonnepanelen raken. Deze kunnen dan hun overschot opgewekte energie dan niet meer fiscaal wegstrepen tegen afgenomen energie.

Hoog box 2-tarief vanaf 2025 terug naar 31 procent. Eerder was het tarief in box 2 (dga’s met een eigen bv) verhoogd naar 33 procent. Dit wordt in 2025 weer teruggedraaid.