Kabinet: Geen actie meer nodig voor niet-bezwaarmakers box 3

 

Ook alle niet-bezwaarmakers kunnen aanspraak maken op een nieuwe uitspraak van de Hoge Raad, mocht de Hoge Raad belastingplichtigen in een nieuwe procedure in het gelijk stellen. Niet-bezwaarmakers met box 3-inkomen over de jaren 2017-2020 hoeven hiervoor geen verzoek in te dienen. Dat heeft het kabinet bekendgemaakt.

 

De nieuwe procedure gaat over de vraag of ook niet-bezwaarmakers in aanmerking komen voor rechtsherstel. Met belangenorganisaties worden procesafspraken gemaakt over deze procedures voor niet-bezwaarmakers, zo stelt het kabinet. Doel is de procedures en afhandeling van verzoeken zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

Het kabinet heeft sinds de uitspraak van de Hoge Raad op 20 mei jl. onderzocht of en zo ja hoe het mogelijk was niet-bezwaarmakers toch te compenseren. Uiteindelijk is besloten om geen compensatie te bieden aan de niet-bezwaarmakers. Volledige compensatie kost circa € 4,1 miljard, waarvan meer dan de helft terecht zou komen bij belastingplichtigen met een vermogen in box 3 van meer dan € 200.000.

Dit leidde tot veel reacties van de niet-bezwaarmakers, die het besluit van het kabinet onrechtvaardig vonden. Het indienen en afhandelen van deze verzoeken levert veel werk op, zowel voor belastingplichtigen en belastingadviseurs als voor de Belastingdienst, omdat ieder verzoek individueel behandeld moet worden.

‘Massaal bezwaar plus’

Het kabinet verwacht, gezien de genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 20 mei, niet dat nieuwe procedures voor niet-bezwaarmakers een grote kans op rechtsherstel opleveren. Daarom is toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers aanspraak kunnen maken op een uitspraak van de Hoge Raad naar aanleiding van de procedure ‘massaal bezwaar plus’.

Hiermee wordt het mogelijk om ook voor grote aantallen verzoeken tot ambtshalve vermindering in één keer een besluit te nemen. Zo hoeven niet alle verzoeken individueel behandeld te worden, waarmee ernstig verstorende effecten op de uitvoering door de Belastingdienst worden voorkomen. De al ingediende verzoeken worden apart gehouden tot er een uitspraak is.

Overleg met belangenorganisaties

De afgelopen periode is constructief overleg gevoerd met de Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en de Consumentenbond, aldus het kabinet. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat zij aan de rechter de vraag willen voorleggen of er toch niet aan alle belastingplichtigen rechtsherstel geboden moet worden.

Samen met de belangenorganisaties worden één of meerdere zaken geselecteerd en aan de belastingrechter voorgelegd. Zo kan op een gestructureerde manier antwoord van de rechter komen op de vragen die nog bij niet-bezwaarmakers leven.

De komende tijd wordt verder gesproken met de belangenorganisaties over de zaken die worden voorgelegd aan de belastingrechter. Begin 2023 wordt de aanwijzing voor de procedure ‘massaal bezwaar plus’ gedaan.

Kleine kans

Juristen achten de kans klein dat de ‘massaal bezwaar plus’ procedure iets gaat opleveren voor de niet-bezwaarmakers, blijkt uit berichtgeving in het FD. “De kans dat niet-bezwaarmakers alsnog compensatie krijgen voor te veel betaalde belasting grenst aan nihil”, stelt Philippe Albert, hoogleraar belastingrecht en directeur vaktechniek belastingadviseurs bij Baker Tilly, tegenover de krant.

Ook oud-raadsheer van de Hoge Raad Bernard Bavinck verwacht dat niet-bezwaarmakers geen rechtsherstel krijgen. “Zo staat het nu eenmaal in de wet.” Hij noemt het “heel onwaarschijnlijk” dat de Hoge Raad van standpunt zal wijzigen.

Tijdig indienen

Directeur Sylvester Schenk van het Register Belastingadviseurs is wel blij met de vereenvoudigde aanpak voor niet-bezwaarmakers, aldus het FD. Hij verwacht dat “elke scheet in box 3” tot aan de hoogste instantie wordt aangevochten.

Voor de RB-adviseurs “begon de tijd te dringen”, omdat een verzoek om ambtshalve vermindering binnen vijf jaar na het betreffende belastingjaar moet zijn ingediend. Voor 2017 verloopt die termijn op 31 december aanstaande.

Vrije ruimte in 2023 tijdelijk omhoog naar 3 procent

 

De vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) zal in 2023 tijdelijk verder stijgen naar 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt het percentage van 1,92%. Dat laat minister Van Rij van Fiscaliteit weten in antwoord op vragen over het Belastingplan 2023. De tijdelijke verhoging wordt geregeld via een nota van wijziging op het Belastingplan 2023.

Hoe zit het met de uitvoering van de motie waarin wordt opgeroepen om de werkkostenregeling (WKR) in 2023 eenmalig uit te breiden naar 3%? 
Zoals al door de minister-president is aangegeven tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen voert het kabinet deze motie uit en dekt deze uit het Nationaal Groeifonds.
In het wetsvoorstel Belastingplan 2023 is al een structurele verhoging van de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom opgenomen van 0,22%-punt waardoor het percentage 1,92% wordt.

Nota van wijziging

Via een nota van wijziging zal worden voorgesteld de vrije ruimte tijdelijk voor het jaar 2023 verder te verruimen tot 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt het percentage van 1,92%.

Effecten verhoging vrije ruimte

Wat zullen naar verwachting de effecten zijn van de verhoging van de eerste schijf van de vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) met 0,22%-punt? 
Bij een fiscale loonsom tot € 400.000 loopt de extra vrije ruimte als gevolg van de verhoging in 2023 op tot € 880 naarmate de fiscale loonsom stijgt.
Stel een werkgever heeft tien werknemers, het gemiddelde fiscale loon bedraagt € 40.000, de werkgever  benut deze extra ruimte volledig en verdeelt die in gelijke mate over de tien werknemers, dan bedraagt het belastingvoordeel voor een  individuele werknemer € 88 x het marginale IB-tarief dat op de werknemer van toepassing is. Het is overigens geen verplichting om de extra vrije ruimte te benutten, dan wel gelijk te verdelen over alle werknemers.

3% werkgevers overschrijdt vrije ruimte

Hoeveel bedrijven maken gemiddeld gebruik van de WKR en welk deel van de vrije ruimte benutten die bedrijven? 
Aangenomen mag worden dat vrijwel alle bedrijven die personeel in dienst hebben gebruikmaken van de WKR. Vrijwel elk bedrijf vergoedt wel kosten of verstrekt bepaalde zaken aan zijn werknemers. Ongeveer 3% van alle bedrijven overschrijdt de vrije ruimte. Ten aanzien van de overige 97% van alle bedrijven zijn geen recente gegevens bekend over in hoeverre de vrije ruimte wordt gebruikt.
Werkgevers hoeven pas gegevens over het gebruik van de vrije ruimte te delen met de Belastingdienst als de vrije ruimte wordt overschreden. Als daarvan sprake is moet de werkgever een eindheffing afdragen over het bedrag waarmee de vrije ruimte wordt overschreden.

Kosten verhoging met 0,22%?

Waarop zijn de percentages voor de verhoging van de vrije ruimte binnen de WKR gebaseerd? 
Binnen het MKB-budget is € 50 miljoen bestemd voor verruiming van de WKR. Geprobeerd is om dit bedrag zo goed mogelijk in te vullen met een verhoging van het percentage aan vrije ruimte van 1,7%, dat geldt voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom van een werkgever. Door de restrictie om het verruimingspercentage te beperken tot hooguit twee decimalen kwam het verruimingspercentage uit op 0,22%. De kosten bij dit percentage bedragen € 49 miljoen.

Schenking aan werknemers

Kunnen bedrijven een extra bedrag van € 2.000 belastingvrij schenken aan hun werknemers? 
Doorgaans zal een schenking van een werkgever aan zijn werknemer een voordeel uit de dienstbetrekking vormen en daardoor worden aangemerkt als loon waarover loonheffingen zijn verschuldigd. In uitzonderlijke gevallen zou sprake kunnen zijn van een schenking in de zin van de Successiewet 1956 (SW 1956) in een geval waarin de schenking zijn oorzaak vindt in de persoonlijke betrekkingen tussen de werkgever en de werknemer. De schenking valt dan onder de vrijstelling van € 2.274.

Geen kosteloze maatregel

Zouden werknemers vier uur per week extra en onbelast kunnen werken als kosteloze oplossing? 
Het vier uur per week extra en onbelast werken zeker geen kosteloze maatregel, maar een zeer kostbare
maatregel. Zelfs als slechts 1 miljoen van de circa 7 miljoen werknemers hier gebruik van zouden maken, kost dat al snel enkele miljarden. Bovendien zou de maatregel zeer waarschijnlijk tot oneigenlijk gebruik leiden door het aantal contracturen neerwaarts bij te stellen dan wel via andere weg belast loon om te
zetten in onbelast loon. Dit zou een dergelijke maatregel ook complex en lastig handhaafbaar maken.

Lastenverlichting?

in welke mate zal het MKB deze maatregel als lastenverlichting ervaren, aangezien gebruik van de vrije ruimte vrijwillig is.
De inflatie is fors toegenomen, waardoor vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers duurder zullen zijn dan voorheen terwijl de loonsom (en daarmee de vrije ruimte) met minder is toegenomen.
Vooral bij bedrijven met weinig werknemers of met werknemers met lagere lonen zal daardoor de vrije ruimte niet altijd meer toereikend zijn om de gebruikelijke vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen te handhaven. Zelfs als een werkgever de extra vrije ruimte niet wil benutten voor extra betalingen zal hij dit als een lastenverlichting kunnen ervaren, omdat de vrije ruimte minder snel wordt overschreden.

Wijzigingen werknemersregelingen 2023

 

Enkele belangrijke wijzigingen in 2023 voor u als werkgever.

 

 

1. Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding.

De vergoeding voor een onbelaste kilometervergoeding wordt per 2023 verhoogd naar €0.21 (2022: €0.19)

2. Verhoging onbelaste thuiswerkvergoeding.

De onbelaste thuiswerkvergoeding wordt per 2023 verhoogd naar €2,15 (2022: €2,00)

3. Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling.

De vrije ruimte van de werkkostenregeling wordt voor alleen 2023 extra verhoogd naar 3% van de fiscale loonsom tot en met € 400.000 ( 2022: 1,7%). Voor het meerdere boven een loonsom van €400.000 blijft het percentage 1,18% ongewijzigd.

Minimumloon per 1 januari 2023

 

De brutobedragen van het wettelijk minimumloon en minimumjeugdloon stijgen vanaf 1 januari 2023. Dit zijn de nieuwe bedragen.

 

 

Tabel 1: wettelijk minimumloon en wettelijk minimumjeugdloon per 1 januari 2023, in euro

Tabel 2: wettelijk minimumjeugdloon voor leerlingen in de bbl per 1 januari 2023, in euro

Tabel 3: wettelijk minimumloon en wettelijk minimumjeugdloon afgeleid naar uur bij verschillende normale arbeidsduren per 1 januari 2023, in euro

Tabel 4: wettelijk minimumjeugdloon afgeleid naar uur bij verschillende normale arbeidsduren voor leerlingen in de bbl per 1 januari 2023, in euro

Bron: Besluit van 3 oktober 2022, Ministerie SZW, Stb. 2022, 381

Loon van zieke werknemer anno 2022: overzicht met laatste ontwikkelingen

 

Bijna elke werkgever krijgt te maken met zieke werknemers en de loondoorbetalingsplicht. De ontwikkelingen daaromtrent staan niet stil. Hierbij een helder en actueel overzicht over het loon van de zieke werknemer anno 2022.

Wettelijke loondoorbetalingsplicht

Op grond van art. 7:629 lid 1 BW heeft een zieke werknemer gedurende 104 weken recht op 70% van zijn loon. Onder loon wordt verstaan: week- en maandloon, ploegen- en weekendtoeslag, overwerkvergoeding, vakantiebijslag en (afhankelijk van de formulering) dertiende maand. Gedurende de eerste 52 weken moet dat ten minste het minimumloon zijn. Er geldt ook een maximum, namelijk het maximumdagloon op basis van de Wet financiering sociale verzekeringen.

Let hierbij op dat het minimumloon vanaf 1 januari 2023 stijgt met 10,15%. De werknemers die vanaf 1 januari 2023 minder dan € 2.763,43 per maand verdienen, hebben bij ziekte in de eerste 52 weken recht op doorbetaling van ten minste het minimumloon van € 1.934,40 per maand.

Slechts over de eerste twee ziektedagen kunnen partijen afspreken dat de werknemer geen recht heeft op loon (art. 7:629 lid 9 BW), de zogenoemde wachtdagen. Mocht de werknemer binnen vier weken na de laatste herstelmelding weer ziek worden, dan kan niet opnieuw twee wachtdagen worden ingehouden (lid 10).

Aanvulling

Vaak geeft de cao of individuele arbeidsovereenkomst nog een aanvulling op de wettelijke doorbetalingsplicht, bijvoorbeeld een aanvulling tot 100% van het loon. Over dit bovenwettelijk deel kan de werkgever nadere eisen stellen, zoals geen recht op een aanvulling bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van opzet, grove schuld of verwijtbare nalatigheid.

Loonsanctie

Als het UWV aan de werkgever een loonsanctie oplegt, omdat zij bijvoorbeeld haar re-integratieverplichtingen onvoldoende is nagekomen, dan geldt in beginsel de wettelijke loondoorbetalingsplicht (70% van het loon). Dit is anders als in de cao of individuele arbeidsovereenkomst een afwijkende afspraak is gemaakt over het verlengde tijdvak.

Opzet/risicovol gedrag

De werknemer die zijn ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, heeft geen recht op loon tijdens ziekte (art. 7:629 lid 3 sub a BW). De opzet van de werknemer moet zijn gericht op het ziek worden. Omdat hiervoor een zware bewijslast geldt voor de werkgever (zij is immers diegene die dit standpunt inneemt), is hiervan vrijwel nooit sprake.

Ook bij het beoefenen van een gevaarlijke sport of hobby of bij een zodanige handelswijze dat de kans op ziekte (aanzienlijk) vergroot (denk hierbij aan overmatig alcohol- of drugsgebruik) behoudt de zieke werknemer zijn recht op loondoorbetaling. Risicovol gedrag is niet voldoende voor het aannemen van opzet.

Belemmering/vertraging genezing

Als de zieke werknemer zijn genezing vertraagt of belemmert, heeft hij geen recht op doorbetaling van zijn loon (art. 7:629 lid 3 sub b BW). Een zieke werknemer moet steeds die maatregelen treffen of nalaten die voor zijn genezing van belang zijn. De werknemer heeft echter een grote mate van vrijheid bij het bepalen van de wijze waarop hij wil genezen. Prefereert hij een alternatieve behandeling boven het gebruik van reguliere medicatie, dan staat hem dat in principe vrij. Als de werknemer ten onrechte geen arts raadpleegt kan sprake zijn van belemmering van genezing.

Weigeren passende arbeid

De werknemer die passende arbeid weigert te verrichten, kan te maken krijgen met een loonstop (art. 7:629 lid 3 sub c BW). Als de werknemer de aangeboden arbeid niet passend vindt, kan hij een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Dient de werknemer deze aanvraag niet binnen een redelijke termijn in, dan heeft hij geen recht op loon over de periode gelegen tussen het oordeel van de bedrijfsarts en het indienen van de aanvraag.

Als de werknemer bijvoorbeeld slechts twee uur passende arbeid kan verrichten, maar hij weigert dat, dan mag de werkgever als sanctie het gehele loon stopzetten (HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1341).

Controlevoorschriften

De werknemer moet meewerken aan redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten (art. 7:629 lid 3 sub d BW). Een werknemer mag bijvoorbeeld niet zonder goede reden weigeren een medische machtiging te ondertekenen (hof Den Bosch 17 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:544) of de bedrijfsarts contact te laten opnemen met de behandelend arts.

Niet meewerken aan plan van aanpak

Ook het zonder goede reden weigeren om mee te werken aan het tijdig opstellen, bijstellen en evalueren van het plan van aanpak, is een reden voor een loonstop (art. 7:629 lid 3 sub e BW). Het is de bedoeling dat het plan van aanpak voortdurend wordt geëvalueerd. Wanneer sprake is van een kortdurend verzuim, zoals een griepje, dan is het opstellen van een plan van aanpak niet nodig.

Opschorting loondoorbetalingsverplichting

Als de werknemer zich niet houdt aan de controlevoorschriften van de werkgever omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen, dan kan de werkgever het loon opschorten (art. 7:629 lid 6 BW). Het verschil met de loonstop is dat zodra de werknemer zich weer houdt aan de controlevoorschriften, hij met terugwerkende kracht recht heeft op loondoorbetaling. Dit betekent dat het tijdens de opschorting ingehouden loon alsnog moet worden betaald.

Subsidieregeling Behoud langdurig zieke zorgwerknemers

Deze subsidieregeling biedt tijdelijke ondersteuning aan de werkgevers in de zorg- en welzijnsector om langdurig zieke zorgwerknemers te behouden voor de zorg, zodat de periode voor herstel en re-integratie wordt verlengd. De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van de verlengde loondoorbetaling (minimaal zes, maximaal twaalf maanden) en bedraagt € 1.100,- per maand. De subsidie geldt voor de zorgmedewerkers die ziek zijn geworden tussen maart en december 2020. Aanvragen kan tot 1 februari 2023.

Aanvulling bij zorgmedewerkers tot AOW-leeftijd

Alle medewerkers in de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 verzekerd voor een forse terugval in inkomen als ze door long covid of andere oorzaken niet of minder kunnen werken. Als de zorgmedewerkers arbeidsongeschikt blijven, krijgen ze vanaf hun derde ziektejaar hun inkomen aangevuld tot 70% van het laatstverdiende loon tot aan hun AOW-leeftijd. De werkgeversorganisaties en de vakbonden sloten hiervoor een mantelovereenkomst met verzekeringsmaatschappij Loyalis.

Schenkingsvrijstelling eigen woning stopt: wat zijn nog de mogelijkheden?

 

Volgens de plannen van de regering komt er in 2024 een einde aan de aan ‘de jubelton’, ofwel de schenkingsvrijstelling eigen woning. Er zijn nu nog mogelijkheden om gebruik te maken van de vrijstelling, maar let daarbij wel op de voorwaarden. De redactie van Fiscaal Advies zet ze op een rij.

 

De jubelton betekent dat een bedrag van € 106.671 (2022) onbelast geschonken kan worden aan personen tussen de 18 en 40 jaar die de schenking gebruiken voor de aankoop of verbouwing van hun koopwoning, voor de aflossing hypotheek van deze woning of voor de afkoop erfpacht hiervan (artikel 33a lid 1 Successiewet 1956).

Onder de huidige wettelijke voorwaarden hoeft dit niet allemaal in 2022 geschonken te worden (artikel 33a lid 2 Successiewet 1956). Let op! In het Belastingplan 2023 wordt de spreiding van de schenking beperkt waarover verderop in dit artikel meer. Verder mag de besteding van deze schenking over drie jaar worden gespreid (artikel 5 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting). De voorwaarden met betrekking tot de spreiding van de schenking en de besteding daarvan zijn:

  • Het geschonken bedrag moet worden besteed om een eigen woning te kopen of te verbouwen, de hypotheek of restschuld van een eigen woning af te lossen, de rechten van erfpacht, opstal of beklemming van een eigen woning af te kopen.
  • Om elke schijn te voorkomen dat het om een andere vrijgestelde schenking gaat (los van hetgeen in de aangifte schenkbelasting wordt vermeld) is het verstandig dat in het eerste jaar bij elke schenking meer dan het vrijgestelde bedrag van €27.231 (2022) (bij een schenking aan een kind) en van €2.274 (2022) (bij een schenking aan een derde) wordt geschonken (artikel 33 onder 5 en 7 Successiewet 1956). Reden hiervoor is dat de genoemde bedragen in het eerste jaar vrij kunnen worden besteed.
  • De ontvanger van de schenking (of zijn/haar partner volgens de Successiewet) mag nog geen 40 jaar oud zijn op het moment van de schenking. Let op, de vrijstelling kan ook nog worden toegepast als op de 40e verjaardag geschonken wordt.
  • Houd er rekening mee dat de vrijstelling per 1 januari 2023 wordt verlaagd naar € 28.947 (het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling voor schenkingen tussen ouders en kinderen). Feitelijk betekent dit dat de vrijstelling voor de eigen woning bij schenkingen van ouders aan kinderen vanaf 1 januari 2023 al verdwijnt. Ouders kunnen bij de schenking aan hun kinderen namelijk niet van beide vrijstellingen gebruik maken. Als zij schenken in 2023 kan dat dus zonder schenkbelasting of voor de eigen woning of voor besteding naar vrije keuze.
  • Houd er ook rekening mee dat de spreidingsmogelijkheid van de schenking wordt beperkt (2022) of vervalt (2023). Voor schenkingen die in 2022 zijn gedaan is in het Belastingplan 2023 voorgesteld om de spreidingsmogelijkheid te beperken tot twee jaar. Dit betekent dat een bij een schenking in 2022 onbenut gebleven gedeelte van de vrijstelling van € 106.671 nog kan worden benut voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024. Schenkingen die in 2023 worden gedaan kunnen niet meer worden gespreid.
  • De besteding van de schenking kan over drie jaren worden uitgespreid. Voor schenkingen voor welke in 2022 voor het eerst een beroep op de vrijstelling eigen woning wordt gedaan, betekent dit dat deze uiterlijk 31 december 2024 besteed moeten zijn ten behoeve van de eigen woning. Dit geldt ook voor een eventuele aanvullende schenking die in 2023 gedaan wordt om het nog niet benutte deel van de vrijstelling uit 2022 te benutten. Een schenking waarvoor in 2023 voor het eerste een beroep wordt gedaan op de dan geldende vrijstelling van maximaal € 28.947, moet uiterlijk 31 december 2025 zijn besteed ten behoeve van de eigen woning (zie de Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2023, pagina 100-101).

Voorbeelden

De voorbeelden zijn gemaakt op basis van de huidige wetgeving en de voorgestelde beperking van de spreiding.

Voorbeeld 1 
Opa schenkt zijn kleinkind in 2022 een bedrag van € 106.671 (2022). Het kind heeft tot en met 31 december 2024 de tijd om het bedrag te besteden aan de eigen woning.

Voorbeeld 2 
Moeder heeft haar dochter in 2022 een bedrag van € 50.000 geschonken. In 2023 kan moeder het restant van de schenkingsvrijstelling van € 106.671 (2022) schenken. De dochter heeft tot en met 31 december 2024 de tijd om de bedragen te besteden aan de eigen woning.

Voorbeeld 3 
Tante wil haar neef in 2023 een bedrag van € 100.000 schenken. Van deze schenking is het bedrag van € 28.947 vrijgesteld van schenkbelasting. Over het meerdere moet 30% schenkbelasting worden betaald. De neef heeft tot en met 2025 om het bedrag van € 28.947 te besteden aan de eigen woning.

Aandachtspunten

Voor een goede toepassing van de regels moet aan de voorwaarden voor een spreiding van de schenking en de besteding daarvan zijn voldaan. Belangrijke informatie hierbij is:

  • Heeft de ontvanger van de schenking een eigen woning?
  • Of wordt die eigen woning in het jaar van de schenking verkregen?
  • Wordt in het eerste jaar meer geschonken dan het vrijgestelde bedrag?
  • Wordt de schenking op de juiste wijze verspreid?
  • Voldoet de ontvanger op het moment van de schenking aan de leeftijdseis?
  • Wordt de schenking op het juiste moment aan de eigen woning besteed?

Overgangsrecht

Er geldt overgangsrecht als bij een eerdere schenking (dus een schenking vóór 2022) gebruik is gemaakt van een verhoogde schenkingsvrijstelling. Als ouder/ouders eerder van een verhoogde vrijstelling voor de schenkbelasting gebruik heeft/hebben gemaakt, zijn er nog mogelijkheden om een deel van de schenkingsvrijstelling eigen woning alsnog te benutten als het kind of zijn/haar partner volgens de Successiewet nog niet de leeftijd van 40 jaar (inclusief verjaardag) heeft bereikt.

Mogelijkheid 1 
Als voor een schenking die aan een kind is gedaan vóór 2010 gebruik is gemaakt van een verhoogde schenkingsvrijstelling en in de periode daarna geen gebruik is gemaakt van een verhoogde schenkingsvrijstelling dan heeft het kind in 2022 nog recht op een schenkingsvrijstelling van € 29.493 voor de eigen woning.

Mogelijkheid 2 
Als bij een schenking in 2020 of 2021 met een beroep op de schenkingsvrijstelling eigen woning niet het volledige belastingvrije bedrag is geschonken, mag het restant van het belastingvrije bedrag (van het eerste jaar) nog worden gebruikt in de twee opvolgende kalenderjaren. Is in 2020 of 2021 van een andere verhoogde vrijstelling gebruik gemaakt dan is hierdoor de mogelijkheid voor onbelast schenken in 2022 voor de eigen woning vervallen.

Bron: Fiscaal Advies

Verruimd prijsplafond voor zzp’ers, winkels en verenigingen

 

Vanaf 1 januari 2023 geldt een prijsplafond op energie voor alle huishoudens en andere kleinverbruikers, zoals zzp’ers, winkels, verenigingen, kleine maatschappelijke organisaties en een deel van het kleine mkb.

 

Voor gas wordt het maximale tarief € 1,45 per kuub tot een verbruik van 1.200 kuub. Voor elektriciteit wordt het maximale tarief verlaagd tot € 0,40 per KWh en het maximale verbruik verhoogd tot 2.900 kWh. Voor het energieverbruik boven het plafond betalen huishoudens en andere kleinverbruikers het tarief zoals opgenomen in het energiecontract. Voor november en december ontvangen huishoudens een vaste korting op de energierekening van € 190 per maand.

Voordeliger plafond elektriciteit

Het kabinet heeft bij de uitwerking van het tijdelijke prijsplafond besloten dat het maximumtarief voor elektriciteit wordt verlaagd tot € 0,40 per kWh. Dat was eerder € 0,70. Daarnaast wordt het elektriciteitsverbruik dat onder het prijsplafond valt verhoogd van 2.400 kWh tot 2.900 kWh. Dat betekent dat een groter deel van het elektriciteitsverbruik onder het plafond valt en dat huishoudens en andere kleinverbruikers daar minder voor betalen. Met deze invulling blijft de prikkel om energie te besparen bestaan en sluit het plafond beter aan bij huishoudens die verwarmen met een (hybride) warmtepomp en daardoor meer elektriciteit en minder gas gebruiken.

De maximumtarieven van het prijsplafond betreffen de variabele leveringstarieven, inclusief energiebelasting en btw. Een huishouden met een gemiddeld verbruik heeft in 2023 in totaal zo’n € 2.500 voordeel van het prijsplafond. In 2021 was het gemiddelde verbruik van een huishouden 1.200 m3 gas en 2.460 kWh elektriciteit (CBS).

Kleinverbruikers

Het prijsplafond zal gelden voor alle kleinverbruikers. Naast huishoudens gaat het om zzp’ers, winkels, verenigingen, kleine maatschappelijke organisaties en een deel van het kleine mkb. Het kabinet gaat daarnaast een gerichte compensatieregeling uitwerken voor het energie-intensieve mkb.

Warmte

Ook huishoudens die zijn aangesloten op een warmtenet gaan profiteren van het prijsplafond. Het tarief wordt gekoppeld aan de het prijsplafond voor gas en wordt € 47,39 per gigajoule warmte. Tot welk verbruik het prijsplafond geldt en de uitvoering van het plafond voor warmtenetten wordt de komende tijd verder uitgewerkt. Omdat het prijsplafond niet goed aansluit bij huishoudens die gebruik maken van blokverwarming, waarbij meerdere huishoudens achter 1 aansluiting zitten, onderzoekt het kabinet ook of er alternatieve mogelijkheden zijn om hen in dezelfde mate te ondersteunen.

Vaste korting in november en december

Het prijsplafond wordt op 1 januari 2023 ingevoerd. Om huishoudens begin deze winter al te helpen ontvangen huishoudens en andere kleinverbruikers in november en december een vaste korting van € 190 per maand op de energierekening. Deze compensatie is voor alle kleinverbruikers hetzelfde en wordt verrekend via de energieleveranciers.

Subsidie voor energieleveranciers

De energieleveranciers ontvangen een vergoeding voor het energieverbruik dat onder het plafond valt. Deze vergoeding wordt volledig ingezet om de energieprijzen voor de consument en andere kleinverbruikers te verlagen. Hierdoor komt de steun terecht bij de huishoudens en andere kleinverbruikers en voorkomt het kabinet dat energieleveranciers zelf in financiële problemen komen door de uitvoering van het plafond. De totale kosten zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de energieprijzen. Als de energieprijzen op een vergelijkbaar niveau blijven worden de totale kosten van het prijsplafond en de tegemoetkoming in november en december geschat op zo’n € 23,5 miljard.

Minister Jetten voor Klimaat en Energie: ”Steeds meer mensen en bedrijven worden geraakt door de ongekend hoge energieprijzen. Met een prijsplafond helpen we om de lasten te verlichten en hebben mensen meer zekerheid. We hebben bij de uitwerking van het prijsplafond ook rekening gehouden met huishoudens die verwarmen met een (hybride) warmtepomp of zijn aangesloten op een warmtenet. Daarom gaat het verbruiksplafond voor elektriciteit omhoog en het tarief omlaag, en komt er een prijsplafond voor warmtenetten. Dankzij de grote inzet van de energieleveranciers kan het prijsplafond al per 1 januari worden ingevoerd.”

Kabinet biedt ondernemers ruimer uitstelbeleid Belastingdienst

 

Om ondernemers met tijdelijke betalingsproblemen te ondersteunen, doet het kabinet per 1 oktober een aantal structurele aanpassingen in het beleid rond betalingsregelingen van de Belastingdienst. De versoepelingen zijn vooral gericht op kleinere bedrijven.

 

Voor ondernemers wordt de drempel verlaagd om uitstel van betaling bij bijzondere omstandigheden aan te vragen. Dit wordt gedaan door de verplichte verklaring van een externe deskundige bij een belastingschuld onder de € 20.000 te laten vervallen.

Er is sprake van bijzondere omstandigheden, als een ondernemer (hoofdzakelijk) door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen. In zo’n geval kan de ondernemer langer dan twaalf maanden uitstel krijgen, als dat gezien de liquiditeitsproblemen nodig is.

Meer maatwerk

Twee versoepelingen die tijdelijk in verband met corona werden ingevoerd, worden nu definitief voortgezet. Zo gaat nu ook voor ondernemers de betalingsregeling in op de datum van de uitstelbeschikking. Ook blijft het mogelijk om uitstel van betaling voor de motorrijtuigenbelasting aan te vragen.

Staatssecretaris van Rij geeft aan zo meer maatwerk te willen bieden, als de situatie van een ondernemer daar om vraagt. Dat betekent alleen dwanginvordering inzetten als uiterste middel en waar mogelijk voorkomen dat belastingplichtigen in betalingsproblemen komen. Ook moeten ondernemers en particulieren geen drempel voelen om zich te melden wanneer zij een belastingaanslag niet kunnen betalen. “Deze versoepelingen in het uitstelbeleid helpen hierbij.”

Zekerheidseis

In aanvulling op de versoepelingen geldt dat de Belastingdienst per 1 oktober af kan zien van de 100 procent zekerheidseis voor ondernemers. Die zekerheidseis verplicht ondernemers om, voor het krijgen van een betalingsregeling, de Belastingdienst zekerheid te geven dat de schuld wordt afgelost bijvoorbeeld met een bankgarantie of hypotheekrecht.

De Belastingdienst zal steeds om zekerheid vragen als de hoogte van de belastingschuld, de aard van de belastingschuld of het aangifte- en betalingsgedrag hier aanleiding voor geven. Met de mogelijkheid om af te zien van de 100 procent zekerheidseis worden vooral kleine ondernemingen geholpen die niet altijd in staat zijn om zekerheid te bieden, maar wel in tijdelijke financiële problemen verkeren.

De aangekondigde versoepelingen staan in principe open voor alle ondernemers. Wel zijn de versoepelingen vooral gericht op kleinere ondernemingen.

Betaalpauze coronaschulden met drie maanden verlengd

Staatsecretaris Van Rij heeft de Tweede Kamer in een brief van 8 september 2022 laten weten ondernemers de mogelijkheid te bieden een betaalpauze in te lassen. Op verzoek van de Tweede Kamer is deze betaalpauze verlengd van drie naar zes maanden.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 22 september jl. hebben de Tweede Kamerleden Hermans en Heerma een motie ingediend met betrekking tot de versoepeling van de betalingsregeling. In de deze motie is de regering onder meer verzocht om een betaalpauze van zes maanden in te voeren voor ondernemers die op 1 oktober 2022 moeten starten met het aflossen van de (corona)belastingschuld en hierbij geen bureaucratische toets in te voeren. Deze motie is aangenomen.
De versoepeling van de betalingsregeling zal daarom zo worden aangepast, dat ondernemers met belastinguitstel eenmalig een betaalpauze van maximaal zes maanden kunnen krijgen. Om hiervoor in aanmerking te komen wordt de ondernemer gevraagd om een schriftelijk gemotiveerd verzoek in te dienen waaruit aflossingsproblematiek blijkt. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de reguliere betalingsverplichtingen (zoals de maandelijkse afdracht omzetbelasting en loonheffingen) vanaf 1 april zijn nagekomen.

Bron : Ministerie van Financien, 30 september 2022, nr. 2022-0000238910, Ministerie van Financien, 19 september 2022, nr. 2022-2019271 (Stcrt. 2022, 24204)
Bron: Rijksoverheid

Ondersteuning energie-intensief mkb met TEK-regeling

 

Naast huishoudens zijn ook bedrijven van klein tot groot hard geraakt door de sterk gestegen energiekosten. Voor de zogenoemde energie-intensieve mkb’ers komt de Tegemoetkoming Energiekosten-regeling (TEK). Minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) heeft vandaag de Tweede Kamer geïnformeerd over het opzetten van de TEK.

De TEK is gebaseerd op het energieverbruik en de omzet van een ondernemer. De compensatie bestaat dan uit een deel van de kostenstijging dit jaar en in 2023. Het energie-intensief mkb ontvangt dan steun ter grootte van een te bepalen percentage van de stijging van de energieprijs (gas en elektra) hun energieverbruik tot een vast te stellen maximum per onderneming (subsidieplafond). Kleinere kantoren en zzp’ers kunnen net als huishoudens gebruik maken van het tijdelijke prijsplafond, de zogenoemde kleinverbruikersregeling.

Voorwaarden en opzet TEK op korte termijn duidelijk

Het kabinet verwacht de voorwaarden van de TEK qua doelgroep, het totale budget, de percentages en de maximale steun per onderneming op korte termijn bekend te kunnen maken. Een dergelijke regeling moet voldoen aan Europese staatssteunregels en goedgekeurd worden door de Europese Commissie. Daardoor kan daadwerkelijke openstelling via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) duren tot het begin van 2023.

Dat volstaat niet voor energie-intensieve mkb’ers die nu al in acute problemen zitten en nog de winter van 2022/2023 te gaan hebben. Daarom is de inzet om vanaf november al andere maatregelen gereed te hebben om voor ondernemers (tijdelijk) de bedrijfslasten te kunnen verlagen. Het kabinet werkt de opties hiervoor zo snel als mogelijk uit.

Minister Micky Adriaansens (EZK): ”Ondernemers zijn vaak net als consumenten bereid om stappen te zetten met besparen en verduurzamen, maar ontkomen vanwege de aard van hun productieproces of type dienstverlening soms simpelweg niet aan een hoog, oftewel intensief, energieverbruik terwijl ze in de kern een gezonde bedrijfsvoering hebben. Bovendien is het niet voor iedere mkb’er meer mogelijk om zijn prijzen genoeg te verhogen om de extra energiekosten te dekken én voldoende afzet te behouden. Daarom komt het kabinet nu met extra ondersteuning via de TEK.”

RVO: voorkom terugvordering TVL-schuld door CJIB-deurwaarder

 

De RVO stuurt binnenkort het dossier van zo’n 2.000 ondernemers die te veel TVL ontvingen naar Het Centraal Justitieel Incasso Bureau, waarschuwt de uitvoeringsorganisatie. Het gaat om ondernemers die (een deel van) het voorschot moeten terugbetalen en niet reageerden op veelvuldige berichten en telefoontjes van de RVO.

Een betalingsregeling heeft altijd de voorkeur, licht de RVO toe. Er zijn ruime terugbetaalmogelijkheden en de uitvoeringsorganisatie staat klaar om mee te denken met de persoonlijke situatie van ondernemers.

Veel ondernemers hebben al een betalingsregeling

Zo’n 420.000 ondernemers hebben een voorschot TVL ontvangen. Na de definitieve vaststellingen moeten op dit moment zo’n 55.000 ondernemers (een deel van) dit voorschot terugbetalen. Ondernemers spreken hiervoor een betalingsregeling af, vragen om uitstel , of betalen het bedrag in één keer terug.

Zo’n 2.000 ondernemers hebben niet gereageerd, zelfs na 6 tot 8 persoonlijke mails, brieven en telefoontjes. De RVO ziet na de herhaalde pogingen dan ook geen andere mogelijkheid dan de TVL-dossiers van hen over te dragen aan het CJIB.

Reageer alsnog binnen 2 weken na CJIB-aanmaning

Wie tot deze groep behoort ontvangt van het CJIB een aanmaning. Hierna is er nog een laatste kans om binnen 2 weken een betalingsregeling af te spreken. Neem hiervoor contact op met het CJIB. Het CJIB geeft dat dan door aan de RVO.

Als een ondernemer niet reageert wordt het dossier overgedragen aan de deurwaarder van het CJIB. Vanaf dat moment is de afwikkeling van de schuld volledig in handen van het CJIB. Dit brengt ook extra kosten met zich mee. Het is dan voor de RVO niet meer mogelijk te helpen met de terugbetaling.