EZK wil met subsidie kleine bedrijven weerbaar maken tegen cyberdreigingen

 

Kleine bedrijven nemen te weinig maatregelen tegen cyberdreigingen. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat start daarom een pilot voor een subsidieregeling.

 

Het Digital Trust Center (DTC), onderdeel van het ministerie van EZK, wil via de pilot subsidieregeling ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’ onderzoeken of financiële hobbels kleinere ondernemers in de weg zitten bij het nemen van cybersecuritymaatregelen. Praktische voorlichting over cyberveiligheid helpt wel, maar zet nog niet elke ondernemer aan tot actie, zo blijkt.

Micro- en kleine ondernemingen kunnen via de regeling subsidie krijgen voor de kosten van aanschaf en implementatie van één of meer cruciale cyberweerbaarheidsmaatregelen. Hieronder vallen bijvoorbeeld het inrichten van back-ups, een wachtwoordmanager en het laten uitvoeren van een risico-inventarisatie.

Subsidie

De subsidie bedraagt 50 procent van de kosten die een IT-dienstverlener rekent, met een maximum van € 1.250 per aanvrager. Bedrijven kunnen éénmalig een beroep doen op de subsidieregeling. Het aanvragen van de investeringssubsidie kan van 2 oktober tot 1 november 2023.

Het beschikbare subsidiebudget voor Mijn Cyberweerbare Zaak is € 300.000. Dit bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, totdat het subsidiebudget is uitgeput.

Actielijst

Om te weten waar de cyberveiligheid van het bedrijf nog tekortschiet kunnen ondernemers via een CyberVeilig Check binnen tien minuten een eigen actielijst met te nemen cybermaatregelen opstellen, aldus EZK.
Een leverancier van IT-beveiligingsdiensten kan daarna ondersteunen bij het realiseren van de maatregelen van die actielijst. Vervolgens kunnen ondernemers de aanvraag van de subsidie samen met de actielijst en offerte(s) uploaden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

“Cybersecurity staat vaak niet bovenaan de prioriteitenlijst. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat kleine ondernemers geen doelwit zijn, want de realiteit is anders”, aldus Michel Verhagen, manager van DTC. “Graag stimuleren we kleine ondernemers om nú in actie te komen en snel de belangrijkste cybermaatregelen te treffen.”

Kans op wanbetaling grootst in bouw, textiel en metaal

 

De kans op nota’s die niet worden betaald is het grootst in de bouw-, textiel- en metaalsector. Dat blijkt uit de ‘Sector Risk Rating’ van Allianz Trade.

In totaal onderzocht de kredietverzekeraar 18 sectoren in zeventig landen.

De toename van het betalingsrisico doet zich voor in nagenoeg alle sectoren, een logisch gevolg van de uitdagende economische omstandigheden en de teruglopende groei, stelt Allianz Trade. Volgens de kredietverzekeraar valt de groei van het mondiale bbp dit jaar terug tot +2,5 procent, het laagste niveau sinds 2019.

Johan Geeroms, director Risk Underwriting Benelux van Allianz Trade: “Kijken we naar de geavanceerde economieën dan verwachten we ook voor 2024 een beperkte groei. Met hier en daar maanden van recessie maar de kans op een diepe algehele recessie achten we klein.”

Allianz Trade heeft voor de ‘Sector Risk Rating’ vier criteria gehanteerd: de vraag naar producten, de winstgevendheid, liquiditeit en de bedrijfsomgeving. “Wereldwijd zien we betalingsrisico’s over een breed front toenemen. Al zien we wel verschillen in regio’s. In Azië is het risico relatief het minst gestegen, terwijl de Zuid-Amerikaanse landen juist als het meest riskant naar voren komen. En in Europa is de kans op wanbetaling weer groter dan in de VS”, aldus Geeroms. “Kijken we per sector dan zien we dat de farmaceutische sector en software- en IT-diensten de beste beoordeling krijgen. Bouw, textiel en metalen komen het slechtst uit de bus.”

Bouw

Die uitkomst verrast Geeroms allerminst. Het zijn sectoren die heel gevoelig zijn voor de hoge energieprijzen. “Kijk je naar de bouw dan komt ook de gestegen rente hier extra hard aan. Vooral in Europa hebben de bouwbedrijven het moeilijk. Denk ook aan de gestegen lonen en grondstofkosten in vergelijking met pre-Covid. Daarbovenop ook nog de vastgoedprijzen die dalen.” In het Allianz-rapport wordt ook regelgeving (onder andere voor milieu) als belangrijke belemmering genoemd.

Metaal

Geeroms over de metaalindustrie: “Wat betreft energie is dat hetzelfde verhaal. De metaalindustrie is een zeer energie-intensieve sector en heeft jarenlang geprofiteerd van het goedkope Russische gas. De Europese metaalindustrie luidde vorig jaar al de noodklok. Energieprijzen zijn weliswaar gedaald maar zijn gemiddeld gezien nog erg hoog. Vooral de basismetaalindustrie heeft het moeilijk. Denk aan zink- en aluminiumproductie.”
De textielindustrie krijgt volgens Geeroms op energiegebied klappen van twee kanten. “Niet alleen raken de hoge energieprijzen de productie en het transport. Ook zijn fossiele brandstoffen een belangrijke basisstof voor de textielproductie. Twee derde van al het textiel bestaat uit synthetische vezels.”

Domino-effect

Geeroms waarschuwt vooral mkb-bedrijven voor het gevaar van wanbetaling. “Bedrijven moet extra alert zijn. Eén grote onbetaalde factuur kan mkb-bedrijven al in de problemen brengen. Ook kunnen er liquiditeitsproblemen ontstaan doordat de betaling van openstaande nota’s steeds vaker wordt uitgesteld. Het ene bedrijf steekt zo het andere aan. Er ontstaat een domino-effect.”

Prinsjedag: Effect van verschillende belastingwijzigingen: mensen in loondienst en gepensioneerden houden meer inkomen over

Het kabinet stelt verschillende maatregelen voor in het Belastingplan 2024. Deze hebben effect op mensen in loondienst en op gepensioneerden. Zij betalen in 2024 minder belasting over hun inkomen en houden netto meer over. Ook mensen met een hoger inkomen gaan er volgend jaar op vooruit. De stijging is alleen minder dan deze zou zijn geweest zonder de extra maatregelen die het kabinet neemt om mensen met een lager inkomen te ondersteunen in hun koopkracht.

Wijzigingen en effecten op inkomens

De verschillende wijzigingen en de effecten op de inkomens van mensen op een rij:

  • Voor mensen die werken stijgt de arbeidskorting met € 115 voor inkomens rond het wettelijk minimumloon. Werkenden met een salaris vanaf het  minimumloon tot bijna € 40.000 gaan er hierdoor op vooruit.
  • De inkomstenbelasting kent voor werkenden 2 schijven. Vanaf 2024 wordt het bedrag waarop de 2e belastingschijf begint minder geïndexeerd: met 3,55% in plaats van 9,9%. Hierdoor gaan mensen met een hoog inkomen of hoog aanvullend pensioen er minder op vooruit.
  • De inkomstenbelasting voor gepensioneerden kent 3 schijven. Vanaf 2024 worden de bedragen waarop de 2e en 3e belastingschijf beginnen minder geïndexeerd: met 3,55% in plaats van 9,9%. Hierdoor gaan gepensioneerden met een inkomen boven ongeveer € 40.000 er minder op vooruit.
  • Het tarief in de 1e belastingschijf neemt met 0,03 procentpunt toe. Hierdoor gaan werkenden en gepensioneerden maximaal € 20 meer belasting betalen.

De jaarlijkse indexatie van heffingskortingen en schijfgrenzen is voor 2024 met 9,9% veel hoger dan in eerdere jaren. Hierdoor betalen mensen in loondienst en gepensioneerden in 2024 minder belasting.

Het totaaleffect van al deze belastingwijzingen voor verschillende groepen staat in de volgende infographic.


Bron: https://www.rijksoverheid.nl/

Prinsjesdag: Plannen kabinet om box 3 aan te passen

Vanaf het belastingjaar 2023 wil het kabinet 2 vormen van vermogen behandelen als banktegoeden. Het gaat om het aandeel dat een woningeigenaar heeft in de Vereniging van Eigenaren. En geld dat op een derdengeldenrekening staat bij een notaris of deurwaarder. Vanaf 2027 komt er een nieuw stelsel voor box 3. Dan betalen mensen belasting over het werkelijke rendement op vermogen. Tot het nieuwe stelsel er is, rekent de Belastingdienst met rendementspercentages die dichtbij de echte percentages voor sparen, beleggen en lenen liggen. Het kabinet wil voor deze vormen van vermogen ook rekenen met het rentepercentage voor sparen.

Doel: beter kijken wat iedereen persoonlijk heeft aan spaargeld of beleggingen

Het kabinet wil vermogen rechtvaardiger belasten. De Belastingdienst wil daarom de rentetarieven waarmee ze rekent, beter laten aansluiten bij de rentepercentages die werkelijk gelden. Vanaf 2027 betaald men belasting over het echte inkomen op vermogen, en niet meer het fictieve inkomen. De maatregel om twee vormen van vermogen te behandelen als banktegoed maakt hier deel van uit.

Voorstel: 2 extra vormen van vermogen behandelen zoals banktegoeden

Met terugwerkende kracht naar 2023 wil het kabinet 2 extra vormen van vermogen behandelen zoals banktegoeden. In box 3 zijn er 3 soorten vermogen met ieder een eigen rendementspercentage voor de opbrengst:

Rendementspercentage soorten vermogen Belastingdienst

Soort vermogen 2023
Bank- en spaartegoeden en contant geld 0,36 %
Beleggingen/andere bezittingen 6,17 %
Schulden 2,57 %

Het kabinet beschouwt vanaf 2023 deze 2 vormen van vermogen als ‘bank- en spaartegoed’  en niet meer niet als belegging:

  • het aandeel in het vermogen van de Vereniging van Eigenaren;
  • vermogen dat op een derdengeldenrekening van een notaris of deurwaarder staat.

Gevolg: minder belasting op aandeel in VvE en vermogen op derdengeldenrekening

Als het voorstel wordt aangenomen, dan betalen appartementseigenaren minder belasting over hun aandeel in het vermogen van de VvE. Ook betalen mensen die geld hebben op een derdengeldenrekening bij een notaris of deurwaarder minder belasting. Bij de belastingaangifte geeft men dit bedrag op als banktegoed en niet als overige bezittingen.

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Als de Tweede en Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2024 in met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. Dit voorstel is daarom al van toepassing op uw aangifte Inkomstenbelasting 2023.

Plannen kabinet om schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen niet meer te belasten in box 3

Het kabinet wil schulden en vorderingen tussen ouders en minderjarige kinderen niet meer belasten in box 3. Dit geldt ook voor schulden en vorderingen tussen fiscale partners. Vanaf 2024 hoeft men deze schulden niet meer op te geven aan de belasting. Het kabinet wil zo de belasting op vermogen beter verdelen. De Tweede en de Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Doel: beter kijken wat iedereen persoonlijk heeft aan spaargeld of beleggingen

Het kabinet wil vermogen rechtvaardiger belasten. De Belastingdienst wil daarom de rentetarieven waarmee ze rekent, beter laten aansluiten bij de rentepercentages die werkelijk gelden. Vanaf 2027 betaalt men daarom belasting over het echte inkomen op vermogen, en niet meer het fictieve inkomen. Tot dat moment wil het kabinet alvast een aantal berekeningen aanpassen. Deze maatregel maakt hier deel van uit.

Voorstel: Belasting op onderlinge vorderingen en schulden vervalt in box 3

Het kabinet wil de belasting op schulden en vorderingen in box 3 voor bepaalde groepen laten vervallen. Het gaat om schulden en vorderingen tussen ouders en minderjarige kinderen. En de belasting op vorderingen tussen fiscale partners.

Gevolg: geen belasting meer op schulden tussen ouders en minderjarige kinderen

Vanaf 2023 betaalt u geen belasting meer over vermogen in de vorm van een schuld of vordering bij uw fiscale partner of uw minderjarige kind.

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Als de Tweede en Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2024 in met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. Dit voorstel is daarom al van toepassing op uw aangifte Inkomstenbelasting 2023.

https://www.rijksoverheid.nl/

Prinsjesdag: Plannen kabinet voor belasting op auto’s en andere voertuigen

Het kabinet wil vanaf 1 januari 2025 de aanschafbelasting (bpm) op personenauto’s verhogen. En de komende jaren een aantal vrijstellingen voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) en bpm afbouwen of beëindigen. De Tweede en Eerste Kamer moeten nog over de verhoging beslissen.

Doel: eenvoudiger en duurzame keuze aanmoedigen

Het kabinet wil het belastingstelstel eenvoudiger maken. Hiervoor wil het kabinet regelingen die niet effectief zijn beëindigen of versoberen. De belastingdruk tussen de verschillende voertuigen wordt daardoor gelijker. Ook wil het kabinet het aantrekkelijker maken om duurzamere keuzes te maken. Verder wil het kabinet nieuwe en geïmporteerde personenauto’s duurder maken door een verhoging van de bpm. En met het geld dat hiermee wordt opgehaald de aankoop van een tweedehands elektrische auto subsidiëren.

Voorstel: verschillende maatregelen voor bpm en mrb voor auto’s en andere voertuigen

Het kabinet stelt de volgende maatregelen voor:
Bpm op personenauto’s verhogen  
Het kabinet wil vanaf 1 januari 2025 het vaste deel van de bpm verhogen met ongeveer € 200. Afhankelijk van de inflatie tussen nu en 2025 past het kabinet dit bedrag nog aan. Het variabele deel van de bpm verandert niet. Dit is het deel dat afhangt van de CO2-uitstoot van de personenauto.
Mrb voor kampeerauto’s verhogen  
Het kabinet wil de mrb voor kampeerauto’s vanaf 1 januari 2026 verhogen naar halftarief. Eigenaren van een kampeerauto betalen dan niet 25% (kwarttarief) maar 50% van het tarief voor een personenauto. Er is dan geen verschil meer tussen het tarief voor kampeerauto’s voor eigen gebruik en kampeerauto’s voor verhuur.
Mrb voor paardenvervoer verhogen  
Het kabinet wil de mrb voor paardenvervoer per 1 januari 2026 verhogen naar voltarief. Het gaat alleen om voertuigen die speciaal zijn ingericht voor het vervoeren van paarden. En die eigenaren alleen niet-beroepsmatig voor de paardensport gebruiken. Eigenaren van deze voertuigen betalen dan niet 25% (kwarttarief) maar het volledige tarief dat ook geldt voor een personenauto.
Verlaagde brandstoftoeslag voor auto’s op aardgas en autogas beëindigen 
Het kabinet wil per 1 januari 2026 de mrb-vrijstelling beëindigen voor personenauto’s en bestelauto’s die rijden op:

  • CNG;
  • LNG;
  • LPG met de typeaanduiding af-fabriek, G3-installatie of R115-installatie.
    Voor deze auto’s betalen eigenaren dan ook de volledige brandstoftoeslag.

Bpm voor geldtransportwagens niet meer terug te vragen  
Het kabinet stelt voor dat eigenaren van geldtransportwagens vanaf 1 januari 2026 geen bpm meer kunnen terugvragen.
Mrb-vrijstelling voor oldtimers versoberen 
Het kabinet wil dat de mrb-vrijstelling voor oldtimers vanaf 1 januari 2028 alleen nog geldt voor voertuigen die vóór 1988 zijn gebouwd. Nu zijn alle voertuigen van 40 jaar of ouder nog vrijgesteld van mrb.
Mrb voor autobussen op LPG en aardgas invoeren 
Het kabinet wil mrb invoeren voor autobussen die op LPG of aardgas rijden. Nu betalen eigenaren hiervoor nog geen mrb (nihiltarief). Om bestaande afspraken met te sector niet te verstoren, stelt het kabinet voor deze vrijstelling per 1 januari 2030 af te schaffen. Eigenaren betalen dan ook de volledige mrb.

Gevolg: hogere belasting en eenvoudiger en gelijker belastingstelsel

Door de verschillende aanpassingen gaan de eigenaren van deze voertuigen meer belasting betalen. Het belastingstelsel wordt eenvoudiger en gelijker door de vermindering van het aantal uitzonderingen.

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het Belastingplan 2024. Als de Tweede en Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaan de maatregelen op verschillende momenten in.

Bron: https://www.rijksoverheid.nl/

Prinsjesdag: Plannen kabinet voor heffen overdrachtsbelasting bij overdracht nieuwe onroerende zaken via aandelentransacties

Het kabinet wil vanaf 1 januari 2025 4% overdrachtsbelasting heffen bij de overdracht van nieuwe onroerende zaken via aandelentransacties. Ondernemers betalen dan ongeveer evenveel belasting als bij directe levering van nieuwe onroerende zaken. Ondernemers kunnen al gestarte vastgoedprojecten aanmelden voor een overgangsregeling. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Doel: gelijker speelveld voor ondernemers bij overdracht nieuwe onroerende zaken

Het kabinet wil een gelijker speelveld tussen ondernemers bij de overdracht van nieuwe onroerende zaken. Bij directe levering betaalt de verkoper 21% btw (omzetbelasting). Maar gaat het via aandelentransacties, dan hoeft de verkoper geen btw te betalen. En door de samenloopvrijstelling betaalt de koper nu ook geen overdrachtsbelasting. Het kabinet wil deze onbedoelde ongelijkheid door de wetgeving niet meer. En wil ook over de overdracht via aandelentransacties belasting heffen.

Voorstel: 4% overdrachtsbelasting en overgangsregeling

Het kabinet stelt het volgende voor:
Vanaf 1 januari 2025 valt de overdracht van nieuwe onroerende zaken via aandelentransacties in bepaalde situaties niet meer onder de samenloopvrijstelling. De koper betaalt dan 4% overdrachtsbelasting, behalve bij 90% belast gebruik.
De nieuwe maatregel geldt niet voor al gestarte vastgoedprojecten. Hiervoor komt een overgangsregeling.

Gevolg: gelijke belastingheffing

De levering van nieuwe onroerende zaken via aandelentransacties wordt gelijker belast met directe levering. Hiermee wordt de belastingdruk voor beide situaties in veel gevallen gelijk. Ondernemers hebben de keuze voor de overdrachtswijze die voor hen het voordeligst is (om andere dan fiscale redenen).

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Als de Tweede en de Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2025 in. Let op: ondernemers die gebruik willen maken van de overgangsregeling moeten zich hiervoor aanmelden. Na 1 januari 2024 hebben ondernemers 3 maanden de tijd om zich aan te melden bij de Belastingdienst.

Bron: https://www.rijksoverheid.nl/

Prinsjesdag: Plannen kabinet om vergoedingen bij bezwaar tegen WOZ en bpm aan te passen

Het kabinet wil vergoedingen direct uitbetalen aan burgers of bedrijven die bezwaar maken tegen WOZ- en bpm-besluiten. En de vergoedingen voor proceskosten en immateriële schade bij deze bezwaren verlagen. Hiermee wil het kabinet het voor bezwaarbureaus financieel minder aantrekkelijk maken om namens burgers of bedrijven procedures te starten. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Doel: minder tijd en geld van overheid naar bezwaarbureaus

Het kabinet wil het voor bezwaarbureaus financieel minder aantrekkelijk maken om veel en langdurige juridische procedures tegen WOZ- en bpm-besluiten te starten. Hierdoor krijgen gemeenten, de Belastingdienst en de rechtspraak meer tijd voor de behandeling van andere bezwaar- en beroepszaken. Zo staat het belang van burgers en bedrijven namens wie bezwaar wordt gemaakt weer voorop.

Financiële prikkel wegnemen voor bezwaarbureaus

Er zijn organisaties die burgers en bedrijven helpen bij het maken van bezwaar tegen de overheid. Dit heet ook wel professionele rechtsbijstand. Als het bezwaar succesvol is, ontvangen zij een vaste vergoeding voor de gemaakte kosten (proceskostenvergoeding). En als het juridische proces vertraging heeft ook een vergoeding voor immateriële schade. De gemeente betaalt de vergoedingen voor de WOZ en de Belastingdienst betaalt de vergoedingen voor de bpm.

Voor bezwaarbureaus die burgers en bedrijven gratis helpen (no-cure-no-paybedrijven) zijn deze vergoedingen vaak de enige inkomsten. Het heeft voor bezwaarbureaus dus voordelen om zoveel mogelijk juridische procedures te starten. En deze zo lang mogelijk te laten duren. Dit kost de overheid en de samenleving veel tijd en geld.

Voorstel: vergoedingen direct naar burger of bedrijf en lagere vergoedingen voor bezwaarbureaus

Het kabinet stelt voor dat de volgende maatregelen vanaf 1 januari 2024 ingaan:

  • Gemeenten en de Belastingdienst betalen de vergoedingen direct aan de burger of het bedrijf namens wie het bezwaar is gemaakt. En dus niet meer aan de organisatie die juridische hulp biedt.
  • De proceskostenvergoeding voor professionele rechtsbijstand wordt lager. Die vergoeding wordt 25% van de huidige vergoeding als de burger of het bedrijf inhoudelijk gelijk krijgt. Als om andere redenen een vergoeding wordt toegekend, is de vergoeding 10% van de huidige vergoeding.
  • Als de gemeente, Belastingdienst of de rechter niet binnen een redelijke termijn uitspraak doet, is de vergoeding voor immateriële schade lager. Die vergoeding is dan niet € 500 maar € 50 voor elk half jaar dat het proces langer duurt dan die termijn.

De maatregelen gelden voor bezwaar- en beroepsprocedures tegen:

  • WOZ-beschikkingen;
  • bpm-aangiften;
  • bpm-naheffingsaanslagen.

Gevolg: veranderingen voor burgers, bedrijven en professionele rechtsbijstand

Een burger of bedrijf maakt zelf bezwaar of gaat zelf in beroep 
Het blijft mogelijk om zelf bezwaar te maken of in beroep te gaan. Dit verandert er:
Duurt een procedure te lang en vraagt u om een vergoeding van immateriële schade? Dan is die vergoeding lager dan nu het geval is.

Een professionele organisatie maakt namens een burger of bedrijf bezwaar of gaat in beroep
Het blijft mogelijk om een procedure te starten met juridische hulp van een professionele rechtsbijstandverlener, zoals een bezwaarbureau. Dit verandert er als het bezwaar succesvol is:

  • De proceskostenvergoeding voor professionele rechtsbijstand is lager.
  • Duurt een procedure te lang en vraagt u om een vergoeding van immateriële schade? Dan is die vergoeding lager dan nu het geval is.
  • De professionele organisatie ontvangt van de gemeente geen vergoedingen meer. De organisatie spreekt zelf af wat burgers en bedrijven betalen voor de juridische hulp. Door de lagere proceskostenvergoeding vragen bezwaarbureaus misschien ook een eigen bijdrage aan burgers of bedrijven.

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2024. De maatregelen staan in een wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm. Als de Tweede en Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2024 in.

Bron: https://www.rijksoverheid.nl/

Prinsjesdag: Plannen kabinet om herinvesteringsreserve aan te passen 

Het kabinet wil ondernemers de mogelijkheid geven de herinvesteringsreserve in meer situaties te gebruiken. Bijvoorbeeld voor boeren die een deel van hun bedrijf moeten stoppen door overheidsingrijpen. Met een herinvesteringsreserve kunnen ondernemers onder bepaalde voorwaarden belasting uitstellen wanneer ze een bedrijfsmiddel met winst verkopen. De Tweede en de Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Doel: ondernemers meer mogelijkheden om geven herinvesteringsreserve te gebruiken

Het kabinet wil met deze maatregel ondernemers meer mogelijkheden geven om de herinvesteringsreserve te gebruiken.

Voorstel: regels voor gebruik herinvesteringsreserve aanpassen

Het kabinet stelt voor om de regels voor gebruik van de herinvesteringsreserve aan te passen. Dit moet het gebruik ervan in meer situaties mogelijk maken. Bijvoorbeeld voor ondernemers die met een deel van hun bedrijf stoppen op basis van een beëindigingsregeling. In sommige situaties kunnen ondernemers de herinvesteringsreserve dan ook gebruiken voor een ander bedrijf.

Voorbeeld nieuwe regels herinvesteringsreserve

Hilde heeft 2 ondernemingen voor de inkomstenbelasting, een melkveehouderij en een minicamping. Zij stopt door overheidsingrijpen voor een deel met haar melkveehouderij. Ze verkoopt een melkmachine, enkele koeien en fosfaatrechten van haar melkveehouderij. De verkoop levert haar € 10.000 boekwinst op. Over deze boekwinst moet zij belasting betalen. Maar als zij van de boekwinst een tractor wil kopen voor haar melkveehouderij, dan mag ze gebruik maken van de herinvesteringsreserve. Ze hoeft dan nog geen belasting te betalen over de € 10.000 boekwinst.

In de huidige situatie staan de regels niet toe dat Hilde de herinvesteringsreserve gebruikt voor haar andere onderneming.

Met de nieuwe regels mag Hilde de herinvesteringsreserve wel gebruiken voor investeringen in haar andere onderneming. De boekwinst van de verkoop van de melkmachine kan ze dan gebruiken voor haar minicamping.

Gevolg: meer mogelijkheden om herinvesteringsreserve te gebruiken

Bent u een ondernemer voor de inkomstenbelasting? En stopt u gedeeltelijk met uw onderneming  door overheidsingrijpen, bijvoorbeeld op basis van een beëindigingsregeling? Dan krijgt u meer mogelijkheden om de herinvesteringsreserve te gebruiken. De maatregel geldt alleen voor deze situaties en heeft geen directe invloed op de meeste burgers en bedrijven.

Stand van zaken wetsvoorstel

Deze maatregel is onderdeel van het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Wanneer het voorstel door de Tweede en de Eerste Kamer is goedgekeurd gaat deze vanaf 1 januari 2024 in.

Bron: https://www.rijksoverheid.nl

Prinsjesdag: Plannen kabinet om fiscale regelingen bedrijfsoverdracht in aangepaste vorm te behouden 

Het kabinet wil de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR ab) behouden. Maar wil de regelingen wel op een aantal onderdelen aanpassen. Het kabinet vindt beide regelingen belangrijk. De regelingen voorkomen dat bij een bedrijfsoverdracht het voortbestaan van een bedrijf in gevaar komt. Bijvoorbeeld omdat de nieuwe eigenaar schenk- of erfbelasting moet betalen. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.

Doel: regelingen bedrijfsoverdracht eenvoudiger, gerichter en beter uitvoerbaar

Het kabinet stelt voor om de fiscale regelingen voor bedrijfsoverdracht in aangepaste vorm te behouden. Zodat bedrijven de regeling alleen kunnen gebruiken bij een reële bedrijfsoverdracht. En alleen op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen. Daarnaast kan de Belastingdienst de regelingen beter uitvoeren.
Uit een evaluatie van deze regelingen bleek dat beide regelingen eenvoudiger en robuuster kunnen. De regelingen bleken gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik. Het kabinet vindt het behoud van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten belangrijk vanwege het ondernemersklimaat.

Voorstel: aanpassen fiscale regelingen bedrijfsoverdracht

Het kabinet stelt voor om bij bedrijfsoverdracht de BOR en DSR ab niet langer te laten gelden voor:

  • Onroerende zaken die aan anderen verhuurd worden. Zoals bedrijfspanden, huizen en akkers. Het kabinet wil de aanpassing laten ingaan vanaf 1 januari 2024;
  • Al het beleggingsvermogen van een besloten vennootschap (nu geldt er een vrijstelling tot 5% van het ondernemingsvermogen). Het kabinet stelt voor om de wijziging voor de BOR in te laten gaan op 1 januari 2025. De DSB ab wijzigt op een later moment;
  • Bedrijfsmiddelen met een waarde van meer dan € 100.000 die ook privé worden gebruikt. Denk aan dure auto’s, vliegtuigen en boten. De regeling geldt dan niet meer voor het deel dat deze middelen privé worden gebruikt. Het kabinet wil de aanpassing laten ingaan vanaf 1 januari 2025.

Daarnaast stelt het kabinet voor om vanaf 1 januari 2025:

  • Voor de DSR ab de dienstbetrekkingseis te laten vervallen. De nieuwe eigenaar hoeft niet meer verplicht minimaal 3 jaar in dienst bij schenking van een aanmerkelijk belang;
  • De BOR en de DRS ab pas te laten gelden bij schenking aan iemand van 21 jaar of ouder. Deze eis zal niet gelden bij erven;
  • De vrijstelling in de BOR aan te passen. Het kabinet wil de 100%-vrijstelling verhogen tot € 1,5 miljoen (goingconcernwaarde). De vrijstelling boven dit bedrag wordt dan 70% vrij in plaats van de 83% die nu geldt. Een rekenvoorbeeld bij deze maatregel staat in de volgende infographic.

Gevolg: bedrijfsoverdrachtsregelingen blijven in aangepaste vorm bestaan

De regelingen voor bedrijfsoverdracht veranderen. Bij een bedrijfsoverdracht komt bijvoorbeeld alleen het ondernemingsvermogen in aanmerking voor de regelingen. En bedrijven kunnen de regeling alleen nog gebruiken bij een reële bedrijfsoverdracht. Voor relatief kleine bedrijven zijn de aanpassingen gunstig door de verhoging van de vrijstelling tot € 1,5 miljoen. De Belastingdienst kan door de wijzigingen de regelingen makkelijker uitvoeren.

Stand van zaken wetsvoorstel

Dit voorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2024. De voorgestelde maatregelen staan in het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsovergangsfaciliteiten 2024. Als de Tweede en de Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat een deel van de maatregelen in vanaf 1 januari 2024. De overige maatregelen gelden vanaf 1 januari 2025.

Bron: https://www.rijksoverheid.nl

Prinsjesdag: Effect van verschillende belastingwijzigingen voor ondernemers die inkomstenbelasting betalen

 

Het kabinet stelt verschillende maatregelen voor in het Belastingplan 2024. Deze hebben effect op ondernemers die ook inkomstenbelasting betalen (de zogenoemde ib-ondernemers). Het gaat dan om zzp’ers en mkb’ers met een eenmanszaak of vof.

Wijzigingen en de effecten voor ondernemers die inkomstenbelasting betalen

  1. De verschillende wijzigingen en de effecten voor ondernemers die inkomstenbelasting betalen op een rij:
    Voor mensen die werken stijgt de arbeidskorting met € 115 bij een inkomen rond het wettelijk minimumloon. Werkenden met een salaris vanaf minimumloon tot bijna € 40.000 gaan er hierdoor op vooruit.
  2. De inkomstenbelasting kent voor werkenden 2 schijven. In 2024 wordt de 2e belastingschijf minder geïndexeerd, met 3,55% in plaats van 9,9%. Mensen met een hoog inkomen gaan er daardoor minder op vooruit.
  3. Het tarief in de 1e belastingschijf neemt met 0,03 procentpunt toe. Hierdoor gaan ondernemers maximaal € 20 meer belasting betalen.
  4. De mkb-winstvrijstelling gaat omlaag van 14% naar 12,7%. Ondernemers betalen hierdoor over een groter deel van hun winst of inkomen belasting. Ondernemers met de hoogste winsten gaan er het meest op achteruit door deze aanpassing.
  5. Een maatregel uit het vorige Belastingplan is de verdere verlaging van de zelfstandigenaftrek van € 5.030 naar € 3.750. Hierdoor gaan de ib-ondernemers ook meer belasting betalen.

De jaarlijkse indexatie van heffingskortingen en schijfgrenzen is voor 2024 met 9,9% veel hoger dan in eerdere jaren. Hierdoor gaan ondernemers in 2024 minder belasting betalen.

Het totaaleffect van al deze belastingwijzingen voor verschillende ib-ondernemers staat in de volgende infographic.


Bron: https://www.rijksoverheid.nl/