Wet excessief lenen, bedrag wordt verlaagd
De regering wil met de Wet excessief lenen het lenen bij de eigen vennootschap ontmoedigen. De wet geldt niet alleen voor dga’s, maar feitelijk voor elke aandeelhouder met een aanmerkelijk belang (kortweg: bij een aandelenbezit van 5% of meer). De wet zorgt voor belastingheffing over bepaalde schulden bij de eigen vennootschap.
Heb je als aanmerkelijkbelanghouder hoge schulden aan je vennootschap en wil je belastingheffing over deze schulden voorkomen? Dan heb je tot 31 december 2023 de tijd om deze schulden te verminderen.
Heb je op 31 december 2023 een schuld aan je vennootschap die in totaal meer bedraagt dan € 700.000? Dan zal het meerdere in 2023 worden belast in box 2 tegen 26,9% (cijfers: 2023) inkomstenbelasting. Heb je een fiscaal partner? Dan geldt het bedrag van € 700.000 voor jou en je fiscaal partner samen. Je hebt dan samen één maximumbedrag van € 700.000, ook als je beiden aanmerkelijk belanghouder bent van een andere vennootschap.
De Tweede Kamer heeft een wet aangenomen om het bedrag van € 700.000 in 2024 te verlagen naar € 500.000. Als je op 31 december 2024 meer dan € 500.000 heeft geleend van je vennootschap, zal het deel van de schuld boven de € 500.000 als bovenmatig worden aangemerkt.
Maak gebruik van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor je geplande bedrijfsoverdracht
De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting gaan de komende jaren wijzigen. Per 2024 wordt verhuurd vastgoed standaard aangemerkt als beleggingsvermogen zodat – op enkele uitzonderingen na – de faciliteiten daarop niet van toepassing zijn.
Vanaf 2025 zijn er meer aanpassingen. Zo gaat dan de 100%-vrijstelling in de schenk- en erfbelasting gelden voor ondernemingsvermogen met een waarde tot 1,5 miljoen euro (2023: ongeveer 1,2 miljoen) en daalt het vrijstellingspercentage over het meerdere van 83 procent naar 75 procent. De dienstbetrekkingseis in de inkomstenbelasting wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt er bij schenking een minimumleeftijd voor de opvolger, voor zowel de schenk- en erfbelasting als de inkomstenbelasting.
Informatieplicht energiebesparing
Verbruikt je instelling 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas per jaar? Dan ben je verplicht om een informatieplicht uit te voeren. De informatieplicht is een vierjaarlijkse opname van het energieverbruik en energiebesparende maatregelen die op een locatie zijn genomen. Na de opname van de informatieplicht dien je op grond van de Wet Milieubeheer de energiebesparingsplicht uit te voeren. Met de Wetchecker energiebesparing check je welke wettelijke verplichtingen er voor je organisatie of gebouw zijn. Bereid je alvast voor. De volgende informatie heb je nodig:
-Hoeveel werknemers je organisatie ongeveer in dienst heeft.
-Wat je jaarlijkse omzet en balanstotaal ongeveer is.
-Hoeveel je jaarlijks per locatie ongeveer aan energie gebruikt.
-Hoe groot de gebruiksoppervlakte van je gebouw(en) ongeveer is.
Link Wetchecker
DGA? Plan je dividend(en)
Een DGA betaalt in 2023 26.9% inkomstenbelasting over een dividenduitkering. In 2024 veranderen de box-2 tarieven. De eerste €67.000 wordt belast met 24,5%, alles daarboven met 33%. De Tweede Kamer wil deze tarieven misschien nog meer verhogen. Wil je dus in 2023 én 2024 bij elkaar maximaal €67.000 (of €134.000 bij fiscaal partners) dividend uitkeren? Wacht dan met de dividenduitkering tot 2024. Je spaart 2,4% inkomstenbelasting uit en het levert ook nog eens het voordeel op dat het geld in 2024 nog niet in box 3 wordt belast. Wil je meer dan €67.000 (of €134.000 bij fiscaal partners) dividend uitkeren? Keer daarvan dan €67.000 (of €134.000 bij fiscaal partners) uit in 2024 en de rest in 2023. Je moet daarvoor dan in 2023 wel al voldoende winstreserves hebben. Stem dit van tevoren nog even af met je belastingadviseur. Het uitkeren van dividend kan ook negatief effect hebben op de heffingskortingen.
Beperking afschrijving op gebouwen in eigen gebruik
Sinds 2007 geldt een afschrijvingsbeperking op vastgoed. Afschrijving is mogelijk tot de bodemwaarde. Voor ondernemers in de inkomstenbelasting gold daarbij altijd dat die bodemwaarde voor panden in eigen gebruik op 50% van de WOZ-waarde werd gesteld. En voor panden die niet in eigen gebruik waren, op 100% van de WOZ-waarde. Hoewel bv’s ook op panden die in eigen gebruik zijn sinds 2019 niet meer mogen afschrijven tot onder 100% van de WOZ-waarde, waren ondernemers hiervan nog gevrijwaard. Daarin komt met ingang van 2024 verandering: ook voor ondernemers in de inkomstenbelasting wordt de bodemwaarde voor panden in eigen gebruik gesteld op 100% van de WOZ-waarde. Als de huidige fiscale boekwaarde al lager is dan de WOZ-waarde, kan dit dus niet verder worden afgeschreven. Afschrijving hoeft echter niet te worden teruggenomen
Verlaging mkb-winstvrijstelling
Alle ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen gebruikmaken van de mkb-winstvrijstelling. Die bedraagt al vele jaren 14%. Daarom is feitelijk 14% van de ondernemingswinst vrijgesteld, al is die aftrekpost alleen tegen het laagste box 1-tarief te vergelden. Met ingang van 2024 wordt de mkb-winstvrijstelling verlaagd tot 12,7%.
Update: op 27 oktober heeft de Tweede Kamer ingestemd met het Belastingplan 2024. Hierbij heeft de Kamer besloten om de verlaging van de mkb-winstvrijstelling gedeeltelijk terug te draaien. De vrijstelling wordt nu 13,31%.
Continuering verlaging zelfstandigenaftrek
De al eerder besloten afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt ongewijzigd voortgezet. Dat betekent dat de zelfstandigenaftrek met ingang van 2024 nog slechts € 3.750 bedraagt. De komende jaren worden deze verder afgebouwd met € 1.280 per jaar totdat deze in 2027 nog slechts € 900 bedraagt.
Vrijval herinvesteringsreserve
Ingeval je een herinvesteringsreserve op de balans hebt staan:
Je moet een herinvesteringsreserve (of het restant daarvan) toevoegen aan de winst op het moment dat je niet meer van plan bent om te herinvesteren. Zo vindt alsnog belastingheffing over de boekwinst plaats.
De reserve (of het restant daarvan) valt ook vrij als er 3 jaar verstreken zijn na het boekjaar waarin je de reserve hebt gevormd, en je nog niet een herinvestering hebt gedaan. Deze termijn van 3 jaar kan alleen worden verlengd als:
- voor de herinvestering een langer tijdvak vereist is, in verband met de aard van de bedrijfsmiddelen die je wilt aanschaffen of voortbrengen
- de herinvestering door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Voorwaarde hierbij is dat de uitvoering van de aanschaf of voortbrenging al is gestart.