Overnamemarkt veert op

De Nederlandse overnamemarkt is zich aan het herstellen. In de eerste helft van 2023 steeg het aantal verkooptransacties met dertien procent. De gemiddelde verkooprijs van een mkb-bedrijf bleef met 4,65 keer de brutowinst nagenoeg gelijk.

Dat is een van de uitkomsten van de Overname Barometer, een periodiek onderzoek van overnameplatforms Brookz en Dealsuite naar cijfers en trends in de Nederlandse overnamemarkt. Het onderzoek vond plaats onder 274 Nederlandse fusie- en Overname-advieskantoren, die zich richten op bedrijven met een omzet tussen 0,5 en 30 miljoen euro.

Meer kleine en grote bedrijven

Vergeleken met het tweede halfjaar van 2022 werden in de eerste helft van 2023 vooral meer kleinere bedrijven en grote bedrijven verkocht. Het aandeel aan transacties van bedrijven met een dealwaarde tussen de 2,5 en 10 miljoen euro daalde echter van 30 naar 24 procent.

De gemiddelde verkoopprijzen bleven de afgelopen zes maanden nagenoeg gelijk: gemiddeld werd voor een mkb-bedrijf 4,7 keer de brutowinst betaald, een daling van één procent.

De oplopende rente heeft de afgelopen zes maanden wel een negatieve impact gehad op de beschikbaarheid van bankfinanciering.  Vergeleken met de tweede helft van 2022 is het aandeel aan overnametransacties dat door een bank werd gefinancierd, gedaald van 51 naar 43 procent. Brookz noemt dat een zorgelijke ontwikkeling.

Vooruitzichten

In het verlengde van de zich herstellende overnamemarkt is ook de opdrachtenportefeuille bij betrokken advieskantoren goed gevuld en zijn de vooruitzichten voor de tweede helft van 2023 gematigd positief.

Bijna 80 procent van de ondervraagde adviseurs geeft aan dat het aantal opdrachten in hun portefeuille gelijk is gebleven of zelfs is toegenomen, slechts bij elf procent van de adviseurs is het aantal opdrachten afgenomen. Meer dan zeventig procent van de adviseurs is optimistisch over de vooruitzichten voor de komende zes maanden.

Vier op de tien zzp’ers zonder financieel vangnet bij arbeidsongeschiktheid

40 procent van de zzp’ers heeft geen enkel financieel vangnet mochten ze arbeidsongeschikt raken. Vooral zelfstandigen met een laag inkomen hebben vaak niks geregeld.

Dat blijkt uit onderzoek van Knab onder veertienhonderd zzp’ers naar aanleiding van de aangekondigde AOV-verplichting in 2027. Alle recente aandacht rondom de aanstaande AOV-verplichting zorgt er volgens de bank wel voor dat ondernemers zich nu meer bewust zijn van de risico’s en in actie komen.

Van alle ondervraagden zegt 40 procent niks geregeld te hebben voor het geval ze arbeidsongeschikt raken. Dat betekent dat ze niet verzekerd zijn, maar ook geen vermogen hebben om op terug te vallen. Onder de laagste inkomensgroepen, met een besteedbaar maandinkomen onder de tweeduizend euro, gaat het zelfs om 62 procent.

Opvallend is dat ongeveer de helft van alle ondervraagden zonder vangnet ook niet van plan is om iets te gaan regelen. Meestal omdat ze zichzelf te oud vinden of al (deels) arbeidsongeschikt zijn. Anderen schatten in dat ze weinig risico lopen.

Traditionele AOV

Zelfstandigen kunnen zich op verschillende manieren verzekeren van een inkomen, maar de traditionele AOV is het populairst: 22 procent geeft aan er eentje te hebben. Hetzelfde percentage geeft aan (ook) terug te kunnen vallen op eigen vermogen of dat van hun partner. De percentages daarvan lopen op naarmate het inkomen stijgt. Alternatieven zoals schenkkringen (9 procent) en crowdsurance (4 procent) zijn vooral populair onder middeninkomens.

Twee op de drie ondervraagde zzp’ers zijn tegen het huidige plan om een AOV in 2027 verplicht te stellen. De recente discussie rondom die verplichting zorgt wel voor meer bewustzijn. 46 procent van de zzp’ers zegt dat ze zich meer bewust zijn van de risico’s door alle recente aandacht rondom arbeidsongeschiktheid. Bijna een kwart geeft aan dat ze de verplichting niet afwachten en op korte termijn op zoek gaan naar een passende AOV.

Onderschatting risico

AOV-specialist Annemieke Postema is blij met dit verhoogde bewustzijn: “Ondernemers onderschatten stelselmatig het arbeidsongeschiktheidsrisico. Dat risico moet je baseren op de factoren kans en potentieel (financieel) effect. Veel ondernemers denken dat hen niks zal overkomen omdat ze geen gevaarlijk beroep uitoefenen. Maar dat argument verdwijnt als sneeuw voor de zon als je bedenkt dat de meeste ongelukken in privésfeer gebeuren. Bijvoorbeeld op wintersport of tijdens iets simpels als het snoeien van de heg. En uiteraard kun je met elk beroep ziek worden. Daarnaast rekenen veel ondernemers op hun partner als hun eigen inkomen wegvalt. Maar je partner is juist extra druk thuis als jij uitvalt, waardoor méér werken voor diegene vaak niet mogelijk is. Bovendien houden helaas niet alle relaties stand bij dit soort problemen.”

Hoge inkomens enthousiaster

De steun onder ondernemers voor de verplichting daalt. Een jaar geleden steunde 41 procent het plan nog, maar nu er meer details bekend zijn, is dat percentage gezakt naar 34 procent. Zzp’ers met een hoog inkomen zijn daarbij enthousiaster dan hun collega’s met een laag inkomen. Onder de hoogste inkomens staat 41 procent achter het plan. Onder de laagste inkomens is dat nog maar 26 procent.

Naar een nieuw stelsel in box 3: de belangrijkste ontwikkelingen op een rij

In de fiscale wereld is veel te doen rondom box 3. Al enige tijd wil het inmiddels demissionaire kabinet toewerken naar een heffing over het werkelijk behaalde rendement. Dit om te voorkomen dat aanzienlijke verschillen ontstaan tussen het forfaitaire rendement en het feitelijke rendement.

Oorspronkelijk zou dit nieuwe stelsel per 2025 in werking treden, maar mede door opschudding rondom het Kerstarrest van de Hoge Raad en de val van het kabinet is veel op losse schroeven komen te staan. Wat is er ook alweer de afgelopen jaren gebeurd rondom box 3? En hoe ziet de toekomst eruit?

De Hoge Raad maakte in 2021 korte metten met het box 3 stelsel sinds 2017. Met het Kerstarrest oordeelde de Raad dat het sinds 2017 geldende stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van het forfaitaire rendement, in strijd is met zowel het eigendomsrecht als het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad bood daarbij rechtsherstel. Het kabinet legde dit vervolgens vast in de Wet rechtsherstel box 3. Belastingplichtigen krijgen hierdoor compensatie, voor zover hun werkelijke rendement in box 3 over de jaren 2017-2022 ook daadwerkelijk lager was dan het forfaitaire rendement waarover in deze periode belasting was geheven.

Controversieel rechtsherstel

Het door het kabinet geboden rechtsherstel leidt tot de dag van vandaag tot veel discussie. Zo is er commentaar op het feit dat het kabinet zich zeer formeel opstelde bij de afbakening van de kring gedupeerden en niet bereidwillig was om rechtsherstel te bieden aan degenen die niet hadden meegedaan aan de massaalbezwaarprocedure.

Ondanks de bezwaren besliste de Hoge Raad in mei 2022 dat belastingplichtigen in zodanig geval toch geen recht hebben op rechtsherstel. De bezwaartermijn van zes weken stond immers helder in de wet vermeld. Deze wederom strikt formele benadering oogstte publieke verontwaardiging. De overheid heeft immers te veel belasting geheven, wat volgens het Europese recht niet had gemogen, maar wil dat vervolgens niet teruggeven. Daarom loopt er nog een massaal bezwaarplus-procedure voor de niet-bezwaarmakers. Deze procedure heeft als doel antwoord te krijgen op de vraag of belastingplichtigen die geen bezwaar hebben ingediend tegen hun aanslag in box 3 over 2017-2021 toch recht hebben op rechtsherstel.

Het nieuwe stelsel

In de schaduw van deze ontwikkelingen werd door het kabinet gewerkt aan een nieuw box 3-stelsel. Eind vorig jaar gaf staatssecretaris Van Rij aan dat inwerkingtreding per 2025 niet meer goed haalbaar was en daarom beter naar 2026 kon worden verschoven. Daardoor trad op 1 januari 2023 de Overbruggingswet box 3 in werking, die geldt voor de jaren 2023 tot 2025.

Daarbij maakte de staatssecretaris op 8 september jl. de contouren van het nieuwe stelsel kenbaar. Net zoals bij het Kerstarrest is geoordeeld, is het werkelijke rendement het uitgangspunt van het nieuwe stelsel. Er wordt ook een administratieplicht geïntroduceerd voor belastingplichtigen met box 3-vermogen. Alle relevante documentatie over inkomen uit vermogen moet men bijhouden en bewaren.

Onlangs berichtte Van Rij dat, vanwege de val van het kabinet, de heffing naar het daadwerkelijk behaalde rendement niet eerder dan 2027 kan worden ingevoerd. Er zijn nog wat obstakels op de weg om ook deze streefdatum daadwerkelijk te halen. Zo zullen er nog grote veranderingen moeten plaatsvinden bij de ICT-systemen van de Belastingdienst om dit nieuwe stelsel ook daadwerkelijk te kunnen hanteren Daarbij kan ook een lange kabinetsformatie nog roet in het eten gooien.

Einde aan onzekerheid?

Het blijkt maar weer: Niets is zo veranderlijk als de heffingsgrondslag, de tarieven en de verschillende rendementspercentages in box 3. Het is dan ook lastig om bijvoorbeeld langetermijnplanningen voor beleggingen te maken. De roep om stabiliteit en duidelijke regels voor de lange termijn vanuit Den Haag wordt daarom steeds groter. Als fiscaal professional is het essentieel om berichtgeving hieromheen nauwlettend in de gaten te houden en op tijd in actie te komen bij veranderingen. Belastingheffing over box 3 is op dit moment een ‘levend dossier’.
Uiteindelijk lijkt de overstap naar een bepaalde vorm van heffing over werkelijk behaald rendement de heilige graal te zijn, maar het zal een complexe administratieve uitdaging worden. Laten we hopen dat er snel meer bekend wordt over de definitieve inrichting van box 3, want uiteindelijk heeft iedereen behoefte aan duidelijkheid.

Zestigduizend ondernemers met corona-betaalachterstanden bij fiscus

Een “grote groep” van zestigduizend ondernemers met een belastingschuld uit de coronacrisis heeft betaalachterstanden bij de Belastingdienst.

In een brief aan de Tweede Kamer schrijft demissionair staatssecretaris Marnix van Rij dat deze groep gezamenlijk een openstaande schuld van 4,1 miljard euro heeft. Bijna een kwart van alle bedrijven met een coronaschuld heeft een achterstand.

In augustus hadden nog meer bedrijven betalingsachterstanden: toen ging het om meer dan negentigduizend bedrijven. Inmiddels zijn ook betalingsregelingen ingetrokken. Van de zestigduizend bedrijven die termijnen hebben gemist, valt bijna driekwart (een kleine 43 duizend) in de categorie kleine bedrijven.

Coulance

Zo’n 27.000 bedrijven lossen niet alleen te laat hun coronaschulden af maar hebben ook betaalachterstanden die na de coronacrisis zijn ontstaan. Dat is een reden om de betalingsregeling in te trekken. De Belastingdienst stelt zich zeker tot 1 april 2024 nog coulant op. Daardoor staat de fiscus niet meer vooraan ten opzichte van andere schuldeisers, en gaat de Belastingdienst eerder akkoord met verzoeken om de schulden kwijt te schelden.

Bron: ANP

‘Minder aandacht voor stress en mentale gezondheid werknemers’

 

Meer dan de helft van alle werkenden in Nederland ervaart één of meerdere keren per week stress. Gemiddeld gaat het om zeven werkdagen per maand. Slechts 54 procent voelt zich in zo’n geval gesteund door de leidinggevende.

Dit blijkt uit het onderzoek People at Work 2023: a global workforce view, uitgevoerd door HR- en salarisdienstverlener ADP. Opvallend is dat vier op de tien medewerkers vindt dat managers en andere collega’s niet in staat zijn om zonder oordeel het gesprek over stress en mentale gezondheid aan te gaan. Meer dan een kwart (27 procent) geeft aan dat de werkgever helemaal niets doet om de mentale gezondheid van medewerkers te bevorderen.

“Werkgevers moeten – ook na COVID-19 – waakzaam blijven en aandacht houden voor de mentale gezondheid van medewerkers”, benadrukt Agnes Jongkind, senior HR-directeur bij ADP Nederland.

Gedurende de pandemie waren bedrijven veel bezig met het zorgen voor het welzijn van hun medewerkers. Mentale en lichamelijke gezondheid werden in die periode steeds belangrijker. Volgens Jongkind is het een valkuil dat er nu geen of beduidend minder prioriteit aan wordt gegeven.

Ondersteuning verslechterd

ADP ziet dat de ondersteuning vanuit werkgevers bij mentale gezondheidsproblemen is verslechterd in vergelijking met het onderzoek van een jaar geleden. Zo was het percentage werkenden dat zich gesteund voelde door zijn manager eerst 61 procent. Dat is nu gedaald naar 54 procent.

De aandacht die werkenden vanuit collega’s ervaren, is ook gedaald van 66 naar 60 procent. Het percentage werkgevers dat helemaal niets doet is licht gestegen van 26 naar 27 procent. En dat terwijl het percentage werkenden dat zegt dat het werk daadwerkelijk onder stress lijdt, licht gestegen is naar 34 procent, meer dan één op de drie.

Vaker vrij

Veel werkgevers bieden wel nog steeds ondersteuning in de vorm van extra vrije dagen (15 procent) en het intensiveren van de communicatie en het contact met hun medewerkers (20 procent). Deze percentages zijn echter wel beduidend lager dan een jaar, toen 20 procent extra vrije dagen kreeg en 26 procent aangaf dat er meer communicatie en contact vanuit de werkgever was.

Het aantal ondervraagden dat aangeeft dat teambuildingsactiviteiten worden georganiseerd om het welzijn te bevorderen, is gestegen van 19 naar 22 procent. Ook geeft 15 procent van de ondervraagden aan dat ze na werktijd geen berichten van de werkgever meer hoeven te lezen en te beantwoorden.

Dagelijkse praktijk

Jongkind benadrukt dat het allerbelangrijkste is dat de zorg en aandacht ingebed wordt in de dagelijkse praktijk.”Een werkgever die goed zorgt voor zijn mensen, krijgt dat namelijk uitbetaald. Medewerkers die zich veilig en gesteund voelen, presteren meestal beter, zijn minder vaak ziek en voelen zich positiever over het bedrijf waarvoor ze werken. Zorg dat je als werkgever je leidinggevenden traint hoe medewerkers te helpen bij stress en mentale gezondheidsproblemen.”

‘Mkb verzekert zich vaker tegen langdurig verzuim’

Steeds meer ondernemers stappen over op verzekeringen die beschermen tegen financiële risico’s bij langdurig ziekteverzuim.

Dat meldt MKB Nederland. Uit cijfers van kennisinstituut TNO en statistiekbureau CBS bleek onlangs dat 1 op de 4 werkenden tussen 18 en 34 jaar te maken heeft met burn-outklachten als gevolg van werk. Steeds meer ondernemers kiezen daarom voor een verzuimverzekering die de financiële risico’s bij langdurig ziekteverzuim dekt.

“Vooral de overstap naar de MKB verzuim-ontzorgverzekering (MKB VOV) wordt steeds vaker gezien als een strategische beslissing die een groeiend aantal ondernemers maakt. Voor ondernemers die momenteel al een verzuimverzekering hebben, biedt deze overstap een kans om niet alleen het financiële risico te minimaliseren, maar ook professionele ondersteuning bij het volledige traject te krijgen”, aldus MKB Nederland.

Bij de keuze om over te stappen, is het volgens MKB Nederland van belang om tijdig actie te ondernemen. “Werkgevers dienen er rekening mee te houden dat veel verzekeraars samenwerken met geselecteerde arbodienstverleners. Dit kan betekenen dat het huidige contract moet worden beëindigd. Voor het verzekeringsjaar 2023 geldt een opzegtermijn van drie maanden, wat betekent dat de uiterste overstapdatum op 1 oktober 2023 valt.”

Poortwachterproof

Eind 2018 maakten MKB Nederland, het ministerie van SZW en het Verbond van Verzekeraars afspraken over de loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Een nieuw maatregelenpakket moet de risico’s voor (kleine) ondernemers beperken en loondoorbetaling bij ziekte voor hen makkelijker, duidelijker en goedkoper maken.

“Als uitvloeisel van die afspraken is er sinds januari 2020 de MKB VOV, die het financiële risico van ziekte opvangt en waarbij gecertificeerde professionals de re-integratie- en andere verplichtingen van de ondernemer overnemen. De polis is Poortwachterproof: als ondernemers de adviezen van de professional opvolgen, kunnen ze niet meer geconfronteerd worden met onverwachte loonsancties. Dat risico ligt dan bij de verzekeraar”, laat MKB Nederland weten.

Baas niet op bezoek

Mocht het eenmaal zover komen dat een werknemer langdurig ziek is, dan kan de baas beter niet zelf op bezoek gaan, meldt verzekeraar Acture, op basis van onderzoek onder 1.235 respondenten van 18 jaar en ouder. Een werknemer wil wel graag aandacht van zijn of haar baas, maar bezoek aan huis liever niet. 70 procent van de werknemers denkt negatief of neutraal over een bezoekje aan huis.

Verder geeft 32 procent van de Nederlandse werkenden aan geen ziekmelding te doen, uit vrees om hun collega’s in de steek te laten. Als mensen zich ziekmelden, dan doet een derde van de werkende Nederlanders dat door even een appje te sturen naar zijn of haar leidinggevende.

Ondanks deze hedendaagse methode (video)belt nog steeds 71 procent met de werkgever als er niet gewerkt kan worden. Wel is het zo dat 33 procent van de werknemers zich door de mogelijkheid van thuiswerken minder vaak ziekmeldt en gewoon doorwerkt bij ziekteverschijnselen.

Acture laat ook weten dat een zogenoemde ‘niet-ziek bonus’ niet veel bijdraagt aan het voorkomen van verzuim. “Bijna 50 procent geeft aan dat een niet-ziekmeldbonus hen niet zou weerhouden om zich ziek te melden. Belangrijker is het om aandacht te geven en om zo snel mogelijk in goed overleg te werken aan herstel zodat de terugkeer op de werkvloer weer gerealiseerd wordt”, aldus Acture.

AOW niet meer gekort als mensen te weinig premie hebben betaald

Mensen die in het verleden te weinig premie hebben betaald, zullen niet meer worden gekort op hun AOW. De Eerste Kamer heeft dinsdag een wet aangenomen die dit regelt.

Wie de verplichte AOW-premie (deels) niet betaalt, kan nog steeds een boete krijgen van de Belastingdienst. Maar de extra sanctie om mensen ook nog te korten op hun pensioen pakte volgens minister Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) “vaak onrechtvaardig uit”.

Deze wet is goed nieuws voor de 15.000 mensen die momenteel minder AOW ontvangen omdat ze in het verleden te weinig premie hebben betaald. Zij hoeven niets te doen om weer hun volledige pensioen te ontvangen. Dit gebeurt automatisch nadat de wet over ongeveer drie maanden is ingevoerd. De Sociale Verzekeringsbank zal ze hierover informeren.

“Dit is een belangrijke stap bij het eenvoudiger maken van het sociale stelsel en het meer uitgaan van de menselijke maat”, vindt minister Schouten.
Bron: ANP

Kabinet wil duidelijker regels voor zzp’ers

 

Het kabinet wil duidelijker in regelgeving vastleggen wanneer werk gedaan kan worden door een zzp’er, en wanneer iemand daarvoor in loondienst moet worden genomen. Leidend daarbij wordt onder meer of een werkende direct wordt aangestuurd door de opdrachtgever en of sprake is van structureel werk dat een vaste plek heeft in de organisatie.

Voor de uitwerking van het wetsvoorstel, dat op 6 oktober ter consultatie is gepubliceerd, is volgens minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) “de jurisprudentie uitgeplozen”. Nieuw is dat indicaties die wijzen op zelfstandig ondernemerschap ook stevig mee gaan wegen bij de beoordeling van een arbeidsrelatie.

Om te bepalen of werk door een zzp’er kan worden gedaan, moet als het aan Van Gennip ligt allereerst worden gekeken naar de aansturing van het werk. “Heb je daar alle vrijheid in of sta je onder leiding van een ander?” In het eerste geval kan je als zzp’er aan de slag, in het tweede alleen als werknemer.

Daarnaast moet gekeken worden naar de aard van de werkzaamheden. “Doe je werk dat structureel gedaan wordt in een organisatie, een vaste plek in de organisatie heeft, en doe je hetzelfde werk als en met werknemers, of werk je juist zelfstandig, voor je eigen rekening en risico?”

Uurloon

Het kabinet wil dat daarnaast het uurloon een rol gaat spelen. Een werkende die aannemelijk kan maken dat hij of zij minder betaald krijgt dan het geldende uurtarief, dat voor nu op 32 euro is gesteld, moet straks makkelijker een arbeidsovereenkomst kunnen claimen. Het is dan aan de opdrachtgever om aan te tonen dat daar geen sprake van is.

Deze verduidelijkte regels zorgen er volgens Van Gennip voor dat werkenden en opdrachtgevers niet zelf “een berg jurisprudentie” door hoeven te spitten. Het is een van de maatregelen die het demissionaire kabinet neemt om schijnzelfstandigheid tegen te gaan, maar ook meer ruimte te bieden aan echte zelfstandigen.

Grijs gebied

De huidige wetgeving is in de meeste gevallen al duidelijk genoeg, benadrukt Van Gennip. Maar bij een klein deel van de opdrachten is het lastiger om vast te stellen met welke soort arbeidsovereenkomst moet worden gewerkt. Voor dit grijze gebied moet het wetsvoorstel een oplossing bieden. Belanghebbenden hebben tot 10 november om te reageren op de consultatie.

De belangenorganisatie van zzp’ers VZN is ontevreden over het voorstel, dat te veel zou aansturen op werknemerschap en zo ondernemers beperkt. “De vrijheid van ondernemerschap, een Europees grondrecht, wordt hen ontnomen.”

Bron: ANP/Rijksoverheid

EZK wil met subsidie kleine bedrijven weerbaar maken tegen cyberdreigingen

 

Kleine bedrijven nemen te weinig maatregelen tegen cyberdreigingen. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat start daarom een pilot voor een subsidieregeling.

 

Het Digital Trust Center (DTC), onderdeel van het ministerie van EZK, wil via de pilot subsidieregeling ‘Mijn Cyberweerbare Zaak’ onderzoeken of financiële hobbels kleinere ondernemers in de weg zitten bij het nemen van cybersecuritymaatregelen. Praktische voorlichting over cyberveiligheid helpt wel, maar zet nog niet elke ondernemer aan tot actie, zo blijkt.

Micro- en kleine ondernemingen kunnen via de regeling subsidie krijgen voor de kosten van aanschaf en implementatie van één of meer cruciale cyberweerbaarheidsmaatregelen. Hieronder vallen bijvoorbeeld het inrichten van back-ups, een wachtwoordmanager en het laten uitvoeren van een risico-inventarisatie.

Subsidie

De subsidie bedraagt 50 procent van de kosten die een IT-dienstverlener rekent, met een maximum van € 1.250 per aanvrager. Bedrijven kunnen éénmalig een beroep doen op de subsidieregeling. Het aanvragen van de investeringssubsidie kan van 2 oktober tot 1 november 2023.

Het beschikbare subsidiebudget voor Mijn Cyberweerbare Zaak is € 300.000. Dit bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, totdat het subsidiebudget is uitgeput.

Actielijst

Om te weten waar de cyberveiligheid van het bedrijf nog tekortschiet kunnen ondernemers via een CyberVeilig Check binnen tien minuten een eigen actielijst met te nemen cybermaatregelen opstellen, aldus EZK.
Een leverancier van IT-beveiligingsdiensten kan daarna ondersteunen bij het realiseren van de maatregelen van die actielijst. Vervolgens kunnen ondernemers de aanvraag van de subsidie samen met de actielijst en offerte(s) uploaden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

“Cybersecurity staat vaak niet bovenaan de prioriteitenlijst. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat kleine ondernemers geen doelwit zijn, want de realiteit is anders”, aldus Michel Verhagen, manager van DTC. “Graag stimuleren we kleine ondernemers om nú in actie te komen en snel de belangrijkste cybermaatregelen te treffen.”

Kans op wanbetaling grootst in bouw, textiel en metaal

 

De kans op nota’s die niet worden betaald is het grootst in de bouw-, textiel- en metaalsector. Dat blijkt uit de ‘Sector Risk Rating’ van Allianz Trade.

In totaal onderzocht de kredietverzekeraar 18 sectoren in zeventig landen.

De toename van het betalingsrisico doet zich voor in nagenoeg alle sectoren, een logisch gevolg van de uitdagende economische omstandigheden en de teruglopende groei, stelt Allianz Trade. Volgens de kredietverzekeraar valt de groei van het mondiale bbp dit jaar terug tot +2,5 procent, het laagste niveau sinds 2019.

Johan Geeroms, director Risk Underwriting Benelux van Allianz Trade: “Kijken we naar de geavanceerde economieën dan verwachten we ook voor 2024 een beperkte groei. Met hier en daar maanden van recessie maar de kans op een diepe algehele recessie achten we klein.”

Allianz Trade heeft voor de ‘Sector Risk Rating’ vier criteria gehanteerd: de vraag naar producten, de winstgevendheid, liquiditeit en de bedrijfsomgeving. “Wereldwijd zien we betalingsrisico’s over een breed front toenemen. Al zien we wel verschillen in regio’s. In Azië is het risico relatief het minst gestegen, terwijl de Zuid-Amerikaanse landen juist als het meest riskant naar voren komen. En in Europa is de kans op wanbetaling weer groter dan in de VS”, aldus Geeroms. “Kijken we per sector dan zien we dat de farmaceutische sector en software- en IT-diensten de beste beoordeling krijgen. Bouw, textiel en metalen komen het slechtst uit de bus.”

Bouw

Die uitkomst verrast Geeroms allerminst. Het zijn sectoren die heel gevoelig zijn voor de hoge energieprijzen. “Kijk je naar de bouw dan komt ook de gestegen rente hier extra hard aan. Vooral in Europa hebben de bouwbedrijven het moeilijk. Denk ook aan de gestegen lonen en grondstofkosten in vergelijking met pre-Covid. Daarbovenop ook nog de vastgoedprijzen die dalen.” In het Allianz-rapport wordt ook regelgeving (onder andere voor milieu) als belangrijke belemmering genoemd.

Metaal

Geeroms over de metaalindustrie: “Wat betreft energie is dat hetzelfde verhaal. De metaalindustrie is een zeer energie-intensieve sector en heeft jarenlang geprofiteerd van het goedkope Russische gas. De Europese metaalindustrie luidde vorig jaar al de noodklok. Energieprijzen zijn weliswaar gedaald maar zijn gemiddeld gezien nog erg hoog. Vooral de basismetaalindustrie heeft het moeilijk. Denk aan zink- en aluminiumproductie.”
De textielindustrie krijgt volgens Geeroms op energiegebied klappen van twee kanten. “Niet alleen raken de hoge energieprijzen de productie en het transport. Ook zijn fossiele brandstoffen een belangrijke basisstof voor de textielproductie. Twee derde van al het textiel bestaat uit synthetische vezels.”

Domino-effect

Geeroms waarschuwt vooral mkb-bedrijven voor het gevaar van wanbetaling. “Bedrijven moet extra alert zijn. Eén grote onbetaalde factuur kan mkb-bedrijven al in de problemen brengen. Ook kunnen er liquiditeitsproblemen ontstaan doordat de betaling van openstaande nota’s steeds vaker wordt uitgesteld. Het ene bedrijf steekt zo het andere aan. Er ontstaat een domino-effect.”

Prinsjedag: Effect van verschillende belastingwijzigingen: mensen in loondienst en gepensioneerden houden meer inkomen over

Het kabinet stelt verschillende maatregelen voor in het Belastingplan 2024. Deze hebben effect op mensen in loondienst en op gepensioneerden. Zij betalen in 2024 minder belasting over hun inkomen en houden netto meer over. Ook mensen met een hoger inkomen gaan er volgend jaar op vooruit. De stijging is alleen minder dan deze zou zijn geweest zonder de extra maatregelen die het kabinet neemt om mensen met een lager inkomen te ondersteunen in hun koopkracht.

Wijzigingen en effecten op inkomens

De verschillende wijzigingen en de effecten op de inkomens van mensen op een rij:

  • Voor mensen die werken stijgt de arbeidskorting met € 115 voor inkomens rond het wettelijk minimumloon. Werkenden met een salaris vanaf het  minimumloon tot bijna € 40.000 gaan er hierdoor op vooruit.
  • De inkomstenbelasting kent voor werkenden 2 schijven. Vanaf 2024 wordt het bedrag waarop de 2e belastingschijf begint minder geïndexeerd: met 3,55% in plaats van 9,9%. Hierdoor gaan mensen met een hoog inkomen of hoog aanvullend pensioen er minder op vooruit.
  • De inkomstenbelasting voor gepensioneerden kent 3 schijven. Vanaf 2024 worden de bedragen waarop de 2e en 3e belastingschijf beginnen minder geïndexeerd: met 3,55% in plaats van 9,9%. Hierdoor gaan gepensioneerden met een inkomen boven ongeveer € 40.000 er minder op vooruit.
  • Het tarief in de 1e belastingschijf neemt met 0,03 procentpunt toe. Hierdoor gaan werkenden en gepensioneerden maximaal € 20 meer belasting betalen.

De jaarlijkse indexatie van heffingskortingen en schijfgrenzen is voor 2024 met 9,9% veel hoger dan in eerdere jaren. Hierdoor betalen mensen in loondienst en gepensioneerden in 2024 minder belasting.

Het totaaleffect van al deze belastingwijzingen voor verschillende groepen staat in de volgende infographic.


Bron: https://www.rijksoverheid.nl/