Minimumloon per 1 januari 2023

 

De brutobedragen van het wettelijk minimumloon en minimumjeugdloon stijgen vanaf 1 januari 2023. Dit zijn de nieuwe bedragen.

 

 

Tabel 1: wettelijk minimumloon en wettelijk minimumjeugdloon per 1 januari 2023, in euro

Tabel 2: wettelijk minimumjeugdloon voor leerlingen in de bbl per 1 januari 2023, in euro

Tabel 3: wettelijk minimumloon en wettelijk minimumjeugdloon afgeleid naar uur bij verschillende normale arbeidsduren per 1 januari 2023, in euro

Tabel 4: wettelijk minimumjeugdloon afgeleid naar uur bij verschillende normale arbeidsduren voor leerlingen in de bbl per 1 januari 2023, in euro

Bron: Besluit van 3 oktober 2022, Ministerie SZW, Stb. 2022, 381

Loon van zieke werknemer anno 2022: overzicht met laatste ontwikkelingen

 

Bijna elke werkgever krijgt te maken met zieke werknemers en de loondoorbetalingsplicht. De ontwikkelingen daaromtrent staan niet stil. Hierbij een helder en actueel overzicht over het loon van de zieke werknemer anno 2022.

Wettelijke loondoorbetalingsplicht

Op grond van art. 7:629 lid 1 BW heeft een zieke werknemer gedurende 104 weken recht op 70% van zijn loon. Onder loon wordt verstaan: week- en maandloon, ploegen- en weekendtoeslag, overwerkvergoeding, vakantiebijslag en (afhankelijk van de formulering) dertiende maand. Gedurende de eerste 52 weken moet dat ten minste het minimumloon zijn. Er geldt ook een maximum, namelijk het maximumdagloon op basis van de Wet financiering sociale verzekeringen.

Let hierbij op dat het minimumloon vanaf 1 januari 2023 stijgt met 10,15%. De werknemers die vanaf 1 januari 2023 minder dan € 2.763,43 per maand verdienen, hebben bij ziekte in de eerste 52 weken recht op doorbetaling van ten minste het minimumloon van € 1.934,40 per maand.

Slechts over de eerste twee ziektedagen kunnen partijen afspreken dat de werknemer geen recht heeft op loon (art. 7:629 lid 9 BW), de zogenoemde wachtdagen. Mocht de werknemer binnen vier weken na de laatste herstelmelding weer ziek worden, dan kan niet opnieuw twee wachtdagen worden ingehouden (lid 10).

Aanvulling

Vaak geeft de cao of individuele arbeidsovereenkomst nog een aanvulling op de wettelijke doorbetalingsplicht, bijvoorbeeld een aanvulling tot 100% van het loon. Over dit bovenwettelijk deel kan de werkgever nadere eisen stellen, zoals geen recht op een aanvulling bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van opzet, grove schuld of verwijtbare nalatigheid.

Loonsanctie

Als het UWV aan de werkgever een loonsanctie oplegt, omdat zij bijvoorbeeld haar re-integratieverplichtingen onvoldoende is nagekomen, dan geldt in beginsel de wettelijke loondoorbetalingsplicht (70% van het loon). Dit is anders als in de cao of individuele arbeidsovereenkomst een afwijkende afspraak is gemaakt over het verlengde tijdvak.

Opzet/risicovol gedrag

De werknemer die zijn ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, heeft geen recht op loon tijdens ziekte (art. 7:629 lid 3 sub a BW). De opzet van de werknemer moet zijn gericht op het ziek worden. Omdat hiervoor een zware bewijslast geldt voor de werkgever (zij is immers diegene die dit standpunt inneemt), is hiervan vrijwel nooit sprake.

Ook bij het beoefenen van een gevaarlijke sport of hobby of bij een zodanige handelswijze dat de kans op ziekte (aanzienlijk) vergroot (denk hierbij aan overmatig alcohol- of drugsgebruik) behoudt de zieke werknemer zijn recht op loondoorbetaling. Risicovol gedrag is niet voldoende voor het aannemen van opzet.

Belemmering/vertraging genezing

Als de zieke werknemer zijn genezing vertraagt of belemmert, heeft hij geen recht op doorbetaling van zijn loon (art. 7:629 lid 3 sub b BW). Een zieke werknemer moet steeds die maatregelen treffen of nalaten die voor zijn genezing van belang zijn. De werknemer heeft echter een grote mate van vrijheid bij het bepalen van de wijze waarop hij wil genezen. Prefereert hij een alternatieve behandeling boven het gebruik van reguliere medicatie, dan staat hem dat in principe vrij. Als de werknemer ten onrechte geen arts raadpleegt kan sprake zijn van belemmering van genezing.

Weigeren passende arbeid

De werknemer die passende arbeid weigert te verrichten, kan te maken krijgen met een loonstop (art. 7:629 lid 3 sub c BW). Als de werknemer de aangeboden arbeid niet passend vindt, kan hij een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Dient de werknemer deze aanvraag niet binnen een redelijke termijn in, dan heeft hij geen recht op loon over de periode gelegen tussen het oordeel van de bedrijfsarts en het indienen van de aanvraag.

Als de werknemer bijvoorbeeld slechts twee uur passende arbeid kan verrichten, maar hij weigert dat, dan mag de werkgever als sanctie het gehele loon stopzetten (HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1341).

Controlevoorschriften

De werknemer moet meewerken aan redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten (art. 7:629 lid 3 sub d BW). Een werknemer mag bijvoorbeeld niet zonder goede reden weigeren een medische machtiging te ondertekenen (hof Den Bosch 17 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:544) of de bedrijfsarts contact te laten opnemen met de behandelend arts.

Niet meewerken aan plan van aanpak

Ook het zonder goede reden weigeren om mee te werken aan het tijdig opstellen, bijstellen en evalueren van het plan van aanpak, is een reden voor een loonstop (art. 7:629 lid 3 sub e BW). Het is de bedoeling dat het plan van aanpak voortdurend wordt geëvalueerd. Wanneer sprake is van een kortdurend verzuim, zoals een griepje, dan is het opstellen van een plan van aanpak niet nodig.

Opschorting loondoorbetalingsverplichting

Als de werknemer zich niet houdt aan de controlevoorschriften van de werkgever omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen, dan kan de werkgever het loon opschorten (art. 7:629 lid 6 BW). Het verschil met de loonstop is dat zodra de werknemer zich weer houdt aan de controlevoorschriften, hij met terugwerkende kracht recht heeft op loondoorbetaling. Dit betekent dat het tijdens de opschorting ingehouden loon alsnog moet worden betaald.

Subsidieregeling Behoud langdurig zieke zorgwerknemers

Deze subsidieregeling biedt tijdelijke ondersteuning aan de werkgevers in de zorg- en welzijnsector om langdurig zieke zorgwerknemers te behouden voor de zorg, zodat de periode voor herstel en re-integratie wordt verlengd. De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van de verlengde loondoorbetaling (minimaal zes, maximaal twaalf maanden) en bedraagt € 1.100,- per maand. De subsidie geldt voor de zorgmedewerkers die ziek zijn geworden tussen maart en december 2020. Aanvragen kan tot 1 februari 2023.

Aanvulling bij zorgmedewerkers tot AOW-leeftijd

Alle medewerkers in de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 verzekerd voor een forse terugval in inkomen als ze door long covid of andere oorzaken niet of minder kunnen werken. Als de zorgmedewerkers arbeidsongeschikt blijven, krijgen ze vanaf hun derde ziektejaar hun inkomen aangevuld tot 70% van het laatstverdiende loon tot aan hun AOW-leeftijd. De werkgeversorganisaties en de vakbonden sloten hiervoor een mantelovereenkomst met verzekeringsmaatschappij Loyalis.

Schenkingsvrijstelling eigen woning stopt: wat zijn nog de mogelijkheden?

 

Volgens de plannen van de regering komt er in 2024 een einde aan de aan ‘de jubelton’, ofwel de schenkingsvrijstelling eigen woning. Er zijn nu nog mogelijkheden om gebruik te maken van de vrijstelling, maar let daarbij wel op de voorwaarden. De redactie van Fiscaal Advies zet ze op een rij.

 

De jubelton betekent dat een bedrag van € 106.671 (2022) onbelast geschonken kan worden aan personen tussen de 18 en 40 jaar die de schenking gebruiken voor de aankoop of verbouwing van hun koopwoning, voor de aflossing hypotheek van deze woning of voor de afkoop erfpacht hiervan (artikel 33a lid 1 Successiewet 1956).

Onder de huidige wettelijke voorwaarden hoeft dit niet allemaal in 2022 geschonken te worden (artikel 33a lid 2 Successiewet 1956). Let op! In het Belastingplan 2023 wordt de spreiding van de schenking beperkt waarover verderop in dit artikel meer. Verder mag de besteding van deze schenking over drie jaar worden gespreid (artikel 5 Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting). De voorwaarden met betrekking tot de spreiding van de schenking en de besteding daarvan zijn:

  • Het geschonken bedrag moet worden besteed om een eigen woning te kopen of te verbouwen, de hypotheek of restschuld van een eigen woning af te lossen, de rechten van erfpacht, opstal of beklemming van een eigen woning af te kopen.
  • Om elke schijn te voorkomen dat het om een andere vrijgestelde schenking gaat (los van hetgeen in de aangifte schenkbelasting wordt vermeld) is het verstandig dat in het eerste jaar bij elke schenking meer dan het vrijgestelde bedrag van €27.231 (2022) (bij een schenking aan een kind) en van €2.274 (2022) (bij een schenking aan een derde) wordt geschonken (artikel 33 onder 5 en 7 Successiewet 1956). Reden hiervoor is dat de genoemde bedragen in het eerste jaar vrij kunnen worden besteed.
  • De ontvanger van de schenking (of zijn/haar partner volgens de Successiewet) mag nog geen 40 jaar oud zijn op het moment van de schenking. Let op, de vrijstelling kan ook nog worden toegepast als op de 40e verjaardag geschonken wordt.
  • Houd er rekening mee dat de vrijstelling per 1 januari 2023 wordt verlaagd naar € 28.947 (het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling voor schenkingen tussen ouders en kinderen). Feitelijk betekent dit dat de vrijstelling voor de eigen woning bij schenkingen van ouders aan kinderen vanaf 1 januari 2023 al verdwijnt. Ouders kunnen bij de schenking aan hun kinderen namelijk niet van beide vrijstellingen gebruik maken. Als zij schenken in 2023 kan dat dus zonder schenkbelasting of voor de eigen woning of voor besteding naar vrije keuze.
  • Houd er ook rekening mee dat de spreidingsmogelijkheid van de schenking wordt beperkt (2022) of vervalt (2023). Voor schenkingen die in 2022 zijn gedaan is in het Belastingplan 2023 voorgesteld om de spreidingsmogelijkheid te beperken tot twee jaar. Dit betekent dat een bij een schenking in 2022 onbenut gebleven gedeelte van de vrijstelling van € 106.671 nog kan worden benut voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024. Schenkingen die in 2023 worden gedaan kunnen niet meer worden gespreid.
  • De besteding van de schenking kan over drie jaren worden uitgespreid. Voor schenkingen voor welke in 2022 voor het eerst een beroep op de vrijstelling eigen woning wordt gedaan, betekent dit dat deze uiterlijk 31 december 2024 besteed moeten zijn ten behoeve van de eigen woning. Dit geldt ook voor een eventuele aanvullende schenking die in 2023 gedaan wordt om het nog niet benutte deel van de vrijstelling uit 2022 te benutten. Een schenking waarvoor in 2023 voor het eerste een beroep wordt gedaan op de dan geldende vrijstelling van maximaal € 28.947, moet uiterlijk 31 december 2025 zijn besteed ten behoeve van de eigen woning (zie de Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2023, pagina 100-101).

Voorbeelden

De voorbeelden zijn gemaakt op basis van de huidige wetgeving en de voorgestelde beperking van de spreiding.

Voorbeeld 1 
Opa schenkt zijn kleinkind in 2022 een bedrag van € 106.671 (2022). Het kind heeft tot en met 31 december 2024 de tijd om het bedrag te besteden aan de eigen woning.

Voorbeeld 2 
Moeder heeft haar dochter in 2022 een bedrag van € 50.000 geschonken. In 2023 kan moeder het restant van de schenkingsvrijstelling van € 106.671 (2022) schenken. De dochter heeft tot en met 31 december 2024 de tijd om de bedragen te besteden aan de eigen woning.

Voorbeeld 3 
Tante wil haar neef in 2023 een bedrag van € 100.000 schenken. Van deze schenking is het bedrag van € 28.947 vrijgesteld van schenkbelasting. Over het meerdere moet 30% schenkbelasting worden betaald. De neef heeft tot en met 2025 om het bedrag van € 28.947 te besteden aan de eigen woning.

Aandachtspunten

Voor een goede toepassing van de regels moet aan de voorwaarden voor een spreiding van de schenking en de besteding daarvan zijn voldaan. Belangrijke informatie hierbij is:

  • Heeft de ontvanger van de schenking een eigen woning?
  • Of wordt die eigen woning in het jaar van de schenking verkregen?
  • Wordt in het eerste jaar meer geschonken dan het vrijgestelde bedrag?
  • Wordt de schenking op de juiste wijze verspreid?
  • Voldoet de ontvanger op het moment van de schenking aan de leeftijdseis?
  • Wordt de schenking op het juiste moment aan de eigen woning besteed?

Overgangsrecht

Er geldt overgangsrecht als bij een eerdere schenking (dus een schenking vóór 2022) gebruik is gemaakt van een verhoogde schenkingsvrijstelling. Als ouder/ouders eerder van een verhoogde vrijstelling voor de schenkbelasting gebruik heeft/hebben gemaakt, zijn er nog mogelijkheden om een deel van de schenkingsvrijstelling eigen woning alsnog te benutten als het kind of zijn/haar partner volgens de Successiewet nog niet de leeftijd van 40 jaar (inclusief verjaardag) heeft bereikt.

Mogelijkheid 1 
Als voor een schenking die aan een kind is gedaan vóór 2010 gebruik is gemaakt van een verhoogde schenkingsvrijstelling en in de periode daarna geen gebruik is gemaakt van een verhoogde schenkingsvrijstelling dan heeft het kind in 2022 nog recht op een schenkingsvrijstelling van € 29.493 voor de eigen woning.

Mogelijkheid 2 
Als bij een schenking in 2020 of 2021 met een beroep op de schenkingsvrijstelling eigen woning niet het volledige belastingvrije bedrag is geschonken, mag het restant van het belastingvrije bedrag (van het eerste jaar) nog worden gebruikt in de twee opvolgende kalenderjaren. Is in 2020 of 2021 van een andere verhoogde vrijstelling gebruik gemaakt dan is hierdoor de mogelijkheid voor onbelast schenken in 2022 voor de eigen woning vervallen.

Bron: Fiscaal Advies

Kabinet biedt ondernemers ruimer uitstelbeleid Belastingdienst

 

Om ondernemers met tijdelijke betalingsproblemen te ondersteunen, doet het kabinet per 1 oktober een aantal structurele aanpassingen in het beleid rond betalingsregelingen van de Belastingdienst. De versoepelingen zijn vooral gericht op kleinere bedrijven.

 

Voor ondernemers wordt de drempel verlaagd om uitstel van betaling bij bijzondere omstandigheden aan te vragen. Dit wordt gedaan door de verplichte verklaring van een externe deskundige bij een belastingschuld onder de € 20.000 te laten vervallen.

Er is sprake van bijzondere omstandigheden, als een ondernemer (hoofdzakelijk) door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen. In zo’n geval kan de ondernemer langer dan twaalf maanden uitstel krijgen, als dat gezien de liquiditeitsproblemen nodig is.

Meer maatwerk

Twee versoepelingen die tijdelijk in verband met corona werden ingevoerd, worden nu definitief voortgezet. Zo gaat nu ook voor ondernemers de betalingsregeling in op de datum van de uitstelbeschikking. Ook blijft het mogelijk om uitstel van betaling voor de motorrijtuigenbelasting aan te vragen.

Staatssecretaris van Rij geeft aan zo meer maatwerk te willen bieden, als de situatie van een ondernemer daar om vraagt. Dat betekent alleen dwanginvordering inzetten als uiterste middel en waar mogelijk voorkomen dat belastingplichtigen in betalingsproblemen komen. Ook moeten ondernemers en particulieren geen drempel voelen om zich te melden wanneer zij een belastingaanslag niet kunnen betalen. “Deze versoepelingen in het uitstelbeleid helpen hierbij.”

Zekerheidseis

In aanvulling op de versoepelingen geldt dat de Belastingdienst per 1 oktober af kan zien van de 100 procent zekerheidseis voor ondernemers. Die zekerheidseis verplicht ondernemers om, voor het krijgen van een betalingsregeling, de Belastingdienst zekerheid te geven dat de schuld wordt afgelost bijvoorbeeld met een bankgarantie of hypotheekrecht.

De Belastingdienst zal steeds om zekerheid vragen als de hoogte van de belastingschuld, de aard van de belastingschuld of het aangifte- en betalingsgedrag hier aanleiding voor geven. Met de mogelijkheid om af te zien van de 100 procent zekerheidseis worden vooral kleine ondernemingen geholpen die niet altijd in staat zijn om zekerheid te bieden, maar wel in tijdelijke financiële problemen verkeren.

De aangekondigde versoepelingen staan in principe open voor alle ondernemers. Wel zijn de versoepelingen vooral gericht op kleinere ondernemingen.

Betaalpauze coronaschulden met drie maanden verlengd

Staatsecretaris Van Rij heeft de Tweede Kamer in een brief van 8 september 2022 laten weten ondernemers de mogelijkheid te bieden een betaalpauze in te lassen. Op verzoek van de Tweede Kamer is deze betaalpauze verlengd van drie naar zes maanden.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 22 september jl. hebben de Tweede Kamerleden Hermans en Heerma een motie ingediend met betrekking tot de versoepeling van de betalingsregeling. In de deze motie is de regering onder meer verzocht om een betaalpauze van zes maanden in te voeren voor ondernemers die op 1 oktober 2022 moeten starten met het aflossen van de (corona)belastingschuld en hierbij geen bureaucratische toets in te voeren. Deze motie is aangenomen.
De versoepeling van de betalingsregeling zal daarom zo worden aangepast, dat ondernemers met belastinguitstel eenmalig een betaalpauze van maximaal zes maanden kunnen krijgen. Om hiervoor in aanmerking te komen wordt de ondernemer gevraagd om een schriftelijk gemotiveerd verzoek in te dienen waaruit aflossingsproblematiek blijkt. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de reguliere betalingsverplichtingen (zoals de maandelijkse afdracht omzetbelasting en loonheffingen) vanaf 1 april zijn nagekomen.

Bron : Ministerie van Financien, 30 september 2022, nr. 2022-0000238910, Ministerie van Financien, 19 september 2022, nr. 2022-2019271 (Stcrt. 2022, 24204)
Bron: Rijksoverheid

Ondersteuning energie-intensief mkb met TEK-regeling

 

Naast huishoudens zijn ook bedrijven van klein tot groot hard geraakt door de sterk gestegen energiekosten. Voor de zogenoemde energie-intensieve mkb’ers komt de Tegemoetkoming Energiekosten-regeling (TEK). Minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) heeft vandaag de Tweede Kamer geïnformeerd over het opzetten van de TEK.

De TEK is gebaseerd op het energieverbruik en de omzet van een ondernemer. De compensatie bestaat dan uit een deel van de kostenstijging dit jaar en in 2023. Het energie-intensief mkb ontvangt dan steun ter grootte van een te bepalen percentage van de stijging van de energieprijs (gas en elektra) hun energieverbruik tot een vast te stellen maximum per onderneming (subsidieplafond). Kleinere kantoren en zzp’ers kunnen net als huishoudens gebruik maken van het tijdelijke prijsplafond, de zogenoemde kleinverbruikersregeling.

Voorwaarden en opzet TEK op korte termijn duidelijk

Het kabinet verwacht de voorwaarden van de TEK qua doelgroep, het totale budget, de percentages en de maximale steun per onderneming op korte termijn bekend te kunnen maken. Een dergelijke regeling moet voldoen aan Europese staatssteunregels en goedgekeurd worden door de Europese Commissie. Daardoor kan daadwerkelijke openstelling via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) duren tot het begin van 2023.

Dat volstaat niet voor energie-intensieve mkb’ers die nu al in acute problemen zitten en nog de winter van 2022/2023 te gaan hebben. Daarom is de inzet om vanaf november al andere maatregelen gereed te hebben om voor ondernemers (tijdelijk) de bedrijfslasten te kunnen verlagen. Het kabinet werkt de opties hiervoor zo snel als mogelijk uit.

Minister Micky Adriaansens (EZK): ”Ondernemers zijn vaak net als consumenten bereid om stappen te zetten met besparen en verduurzamen, maar ontkomen vanwege de aard van hun productieproces of type dienstverlening soms simpelweg niet aan een hoog, oftewel intensief, energieverbruik terwijl ze in de kern een gezonde bedrijfsvoering hebben. Bovendien is het niet voor iedere mkb’er meer mogelijk om zijn prijzen genoeg te verhogen om de extra energiekosten te dekken én voldoende afzet te behouden. Daarom komt het kabinet nu met extra ondersteuning via de TEK.”

RVO: voorkom terugvordering TVL-schuld door CJIB-deurwaarder

 

De RVO stuurt binnenkort het dossier van zo’n 2.000 ondernemers die te veel TVL ontvingen naar Het Centraal Justitieel Incasso Bureau, waarschuwt de uitvoeringsorganisatie. Het gaat om ondernemers die (een deel van) het voorschot moeten terugbetalen en niet reageerden op veelvuldige berichten en telefoontjes van de RVO.

Een betalingsregeling heeft altijd de voorkeur, licht de RVO toe. Er zijn ruime terugbetaalmogelijkheden en de uitvoeringsorganisatie staat klaar om mee te denken met de persoonlijke situatie van ondernemers.

Veel ondernemers hebben al een betalingsregeling

Zo’n 420.000 ondernemers hebben een voorschot TVL ontvangen. Na de definitieve vaststellingen moeten op dit moment zo’n 55.000 ondernemers (een deel van) dit voorschot terugbetalen. Ondernemers spreken hiervoor een betalingsregeling af, vragen om uitstel , of betalen het bedrag in één keer terug.

Zo’n 2.000 ondernemers hebben niet gereageerd, zelfs na 6 tot 8 persoonlijke mails, brieven en telefoontjes. De RVO ziet na de herhaalde pogingen dan ook geen andere mogelijkheid dan de TVL-dossiers van hen over te dragen aan het CJIB.

Reageer alsnog binnen 2 weken na CJIB-aanmaning

Wie tot deze groep behoort ontvangt van het CJIB een aanmaning. Hierna is er nog een laatste kans om binnen 2 weken een betalingsregeling af te spreken. Neem hiervoor contact op met het CJIB. Het CJIB geeft dat dan door aan de RVO.

Als een ondernemer niet reageert wordt het dossier overgedragen aan de deurwaarder van het CJIB. Vanaf dat moment is de afwikkeling van de schuld volledig in handen van het CJIB. Dit brengt ook extra kosten met zich mee. Het is dan voor de RVO niet meer mogelijk te helpen met de terugbetaling.

Nieuw onderdeel ‘betalen en ontvangen’ van de Belastingdienst

 

Sinds kort is het overzicht ‘betalen en ontvangen’ beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Particulieren en ondernemers kunnen daarin zelf nakijken welke bedragen aan inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet zij nog ontvangen of moeten betalen.

 

De informatie over de te betalen en ontvangen bedragen bevat onder meer de eerder betaalde of ontvangen totaalbedragen tot 2 jaar terug, de maandelijks te ontvangen voorlopige aanslag maar weer niet de eerder betaalde of ontvangen termijnbedragen. In het overzicht staat daarnaast alle betaalinformatie zoals het betalingskenmerk en rekeningnummer.

De komende tijd wordt het overzicht verder uitgebreid met andere belastingen, toeslagen, mogelijkheden als iDEAL en het inloggen met eHerkenning.

Het overzicht staat op de website van de dienst en is via DigiD raadpleegbaar.

Dit betekent het prijsplafond voor jouw energierekening

 

Met een maximumprijs voor gas en stroom wil het kabinet de pijn van de torenhoge energierekening voor veel huishoudens verzachten. De maatregel moet voorkomen dat mensen komende winter in de kou komen te zitten. Hoewel het plan nog niet helemaal is uitgewerkt, zetten we alvast de belangrijkste punten op een rij.

Wat houdt het prijsplafond nu precies in?

Het betekent dat er een maximumprijs voor gas en stroom komt. Zoals het er nu naar uitziet, gaat het om maximaal 1,50 euro per kuub gas en 0,70 euro per kilowattuur elektriciteit. Dat is vooral fijn voor degenen die nu hogere tarieven betalen. Dat zijn vooral huishoudens met een variabel contract. Wie nu bijvoorbeeld 3 euro voor 1 kuub gas moet betalen, betaalt straks door het prijsplafond nog maar 1,50 euro.

Daar zitten wel grenzen aan: je mag per jaar maximaal 1.200 kuub gas en 2.400 kilowattuur stroom verbruiken. Zodra je erboven komt, ga je het tarief betalen dat in je contract staat. Dus wie binnen een jaar 1.500 kuub gas verbruikt, betaalt over de eerste 1.200 kuub het tarief van 1,50 euro. Voor de overige 300 kuub betaal je het tarief dat je energieleverancier in rekening brengt, bijvoorbeeld 3 euro.
De komende weken worden de details van het plan verder ingevuld. Het kan zijn dat de tarieven en maximale volumes veranderen. Zo heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen om de maxima van 1.200 kuub gas en 2.400 kilowattuur stroom te verhogen.

Wat als mijn tarieven lager zijn dan de maximumtarieven?

Dan ben je een van de gelukkigen en heeft de maatregel voor jou nu nog geen gevolgen. Die wordt pas relevant op het moment dat je moet overstappen naar een nieuw contract met mogelijk hogere tarieven.

Wanneer gaat dat prijsplafond in?

Op 1 januari moet het plafond ingaan en het blijft het hele jaar van kracht. Maar het kabinet probeert al op 1 november een tussenvariant in te voeren. Dus over iets meer dan een maand moet je al kunnen profiteren van de maximumtarieven.

Hoeveel geld ga ik hierdoor besparen?

Dat is uiteraard afhankelijk van de tarieven die in je huidige contract staan en hoeveel gas en stroom je per jaar verbruikt. Maar het volgende rekenvoorbeeld geeft wel een indicatie.
Stel, je verbruikt volgend jaar 1.200 kuub gas en 2.400 kilowattuur stroom – precies het maximum dat het kabinet instelt – dan valt jouw volledige energieverbruik binnen het prijsplafond. Je betaalt dan voor gas 1.800 euro (1.200 x 1,50 euro) en voor elektriciteit 1.680 euro (2.400 x 0,70 euro). In totaal is dat 3.480 euro per jaar, oftewel 290 euro per maand.
Let op, dit geldt dus alleen voor wie nu tarieven betaalt die hoger zijn dan het prijsplafond. Heb je lagere tarieven in je contract staan, dan verandert er voorlopig niets voor je.
Zie ook: Kabinet rekent er bij prijsplafond op dat huishoudens ook zelf besparen 

Wat als ik het nog steeds niet kan betalen?

Het kabinet heeft enkele andere maatregelen aangekondigd om mensen in financiële nood te helpen. Zo is er dit jaar een energietoeslag van 1.300 euro voor lage inkomens. Die toeslag is er volgend jaar ook. Verder gaan het minimumloon en de uitkeringen omhoog, net als de huur- en zorgtoeslag. Daarmee hoopt het kabinet te voorkomen dat veel huishoudens in de schuldhulp belanden.

Waarom gaat het kabinet uit van 2.400 kilowattuur stroom en 1.200 kuub gas?

Die grenzen zijn bewust gekozen, omdat precies de helft van de Nederlandse huishoudens onder dit verbruik zit. Het kabinet hoopt dat mensen die nu méér verbruiken vanwege het prijsplafond hun verbruik gaan terugschroeven. De maatregel is dus ook bedoeld om huishoudens te stimuleren zuiniger om te gaan met energie.

Hoe is het maximumtarief voor gas en stroom bepaald?

Het kabinet heeft een inschatting gemaakt van de markttarieven voor volgend jaar. Het kabinet vermoedt dat de gemiddelde tarieven volgend jaar uitkomen op 3 euro per kuub gas en 0,90 euro per kilowattuur stroom. Omdat huishoudens over het algemeen meer kwijt zijn aan gas dan aan elektriciteit, wilde het kabinet juist de kosten van gas flink verlagen. Daarom is het tarief voor gas met 50 procent naar beneden gebracht, terwijl het stroomtarief maar 22 procent lager is.
Zie ook: Kamer heeft nog veel vragen en zorgen over prijsplafond energienota 

Ik kom om medische redenen boven het maximale gebruik uit. Wordt voor mij een uitzondering gemaakt?

Daar lijkt het niet op. In antwoorden op vragen uit de Tweede Kamer zegt premier Mark Rutte dat mensen in deze situatie kunnen gebruikmaken van eerdergenoemde maatregelen, zoals de energietoeslag en hogere uitkeringen. Ook noemt hij bijzondere bijstand aanvragen als optie. Over een uitzondering voor hoog verbruik om medische redenen wordt niet gesproken.

Ik heb een warmtepomp, wat betekent het prijsplafond voor mij?

Wie een warmtepomp in huis heeft, verbruikt al snel meer stroom dan het maximum van 2.400 kilowattuur per jaar, terwijl het gasverbruik minimaal is. Toch lijkt Rutte er in de eerdergenoemde Kamerbrief op te hinten dat er geen uitzondering voor deze groep komt.
Zo zegt hij dat het prijsplafond vooral is bedoeld voor huishoudens die de koopkrachtsteun het hardst nodig hebben. Verder schrijft de premier dat het aannemelijk is “dat ook met het tijdelijke prijsplafond een (hybride) warmtepomp een goede investering blijft”, onder meer doordat het prijsplafond eind volgend jaar afloopt.
Ook wie op stadsverwarming (warmtenet) aangesloten is, lijkt niet te hoeven rekenen op een uitzondering. Volgens Rutte wijkt het energieverbruik in dat geval sterk af van het gemiddelde verbruik.

Bron: Nu.nl

Wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap aangenomen

De Tweede Kamer heeft in meerderheid ingestemd met het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Met het wetsvoorstel moet het bovenmatig lenen van geld uit de eigen vennootschap worden ontmoedigd. Door het geld te lenen kan de houder van een eigen (besloten) vennootschap namelijk het betalen van belasting langdurig uitstellen of in sommige gevallen afstellen. Het kabinet stelt een grens van € 700.000 voor. Over de leningen uit de eigen vennootschap die dat bedrag te boven gaan wordt voortaan inkomstenbelasting geheven.

De Tweede Kamer stemde dinsdag zoals verwacht in met het voorstel. Daarbij werden geen moties of amendementen aangenomen.

Inwerkingtreding

De wet treedt per 1 januari 2023 in werking. Als peildatum geldt 31 december, waardoor het op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden berekende fictief reguliere voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken en – uitgaande van het ingevolge het Belastingplan 2019 vanaf 1 januari 2021 geldende box 2-tarief – wordt belast tegen een tarief van 26,9%. Deze datum van inwerkingtreding biedt aanmerkelijkbelanghouders tot en met 31 december 2023 de mogelijkheid om hun schuldenpositie terug te brengen tot ten hoogste € 700.000. Bovendien kan de aanmerkelijkbelanghouder in de periode tot de inwerkingtreding rekening houden met de tariefsaanpassingen in box 2 vanaf 2020.

Meer informatie:
Wet excessief lenen bij eigen vennootschap 

Werkkostenregeling: alles is loon, tenzij…

 

Het principe van de werkkostenregeling is: alles is loon, tenzij sprake is van een van de zes uitzonderingen, waaronder intermediaire kosten en een gerichte vrijstelling.

 

 

Een werkgever wordt geacht de kennis te hebben of in te kopen die nodig is om de Wet op de loonbelasting 1964 toe te passen op zaken die hij vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt aan eigen werknemers, ex-werknemers of derden. Een niet te onderschatten taak die vaak op het bordje van de salarisadministrateur terecht komt!

Belangrijk uitgangspunt hierbij vormt artikel 10 lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals hieronder vermeld:

“Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking.”

Je zou dit ook kunnen samenvatten als: alle voordelen uit huidige en vroegere dienstbetrekking zijn loon. De Belastingdienst ziet toe op een correcte naleving van de Wet op de loonbelasting.

Alles is loon, tenzij…

Artikel 10 lid 1 van de Wet op de loonbelasting is samen te vatten als: alles is loon, tenzij… sprake is van:

  • wellevendheid, sympathie of piëteit;
  • een gerichte vrijstelling;
  • intermediaire kosten;
  • eigen bijdrage werknemer is gelijk aan de geldende waarde;
  • loon in natura met nihilwaardering;
  • vrijgesteld loon.

Dus toch niet alles is loon? Dat klopt. Zoals altijd zijn er op de hoofdregel uitzonderingen. Zodra sprake is van één van de bovenstaande vrijstellingen, is er in zijn geheel geen sprake van loon. Er is dus veel aan gelegen om te kijken of je als werkgever zoveel mogelijk aan deze vrijstellingen kunt voldoen om een vergoeding, verstrekking of ter beschikking stelling vrijgesteld bij de werknemer te krijgen.

Wellevendheid, sympathie of piëteit

Als hier sprake van is, valt dit buiten de relatie werkgever-werknemer. In dat geval is geen sprake van loon.

Gerichte vrijstelling

Denk hierbij bijvoorbeeld aan door de werkgever betalen van de zakelijke reiskostenvergoeding € 0,19 per kilometer, de VOG-verklaring, outplacement, studiekosten, extraterritoriale kosten etc.
Let op: om de gerichte vrijstelling daadwerkelijk te kunnen benutten, moet je deze kosten wel eerst aanwijzen in de vrije ruimte. Vervolgens gaan deze kosten niet ten koste van de beschikbare vrije ruimte omdat het een vrijstelling is. Vergeet je deze kosten aan te wijzen in de vrije ruimte, dan gelden ze helaas als belast loon.

Intermediaire kosten

Dit betreft kosten die de werknemer meestal voor of namens je werkgever voorschiet/maakt. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van de wasstraat die de werknemer declareert voor een auto van de zaak, het kopieerpapier voor de printer dat hij bij de kantoorhandel haalt of de gedeclareerde kosten van een diner met een klant. Vergeet ook hier niet om deze kosten wel eerst toe te wijzen aan de vrije ruimte.

Eigen bijdrage werknemer gelijk aan geldende waarde

De werkgever bestelt een extra laptop en geeft die aan een werknemer omdat zijn vrouw – geen medewerker bij deze werkgever – er eentje nodig heeft. De werknemer vraagt bij afdeling inkoop de prijs op die de werkgever heeft betaald voor deze laptop en betaalt dat keurig aan zijn werkgever. Hier is geen sprake van loon.

Loon in natura met nihilwaardering

Dit betreft doorgaans het gebruik van voorzieningen die een werknemer op de werkplek gebruikt of verbruikt. Het gaat bijvoorbeeld om kleine consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd, ter beschikking gestelde werkkleding of een bureaustoel en/ of bureau voor de thuiswerkplek van de werknemer.

Vrijgesteld loon

Denk hierbij bijvoorbeeld aan een overlijdensuitkering van maximaal 3 maandsalarissen, een maandsalaris betalen bij een 25 en/of 40-jarig diensttijdjubileum of de maandelijkse opbouw van een pensioenaanspraak.
Is geen sprake van een uitgezonderde vrijstelling, dan betreft het dus loon. Normaal gesproken betreft dit dus een belast voordeel aan de werknemer. Dit belasten kan op meerdere manieren:

  • het voordeel bruto betalen onder inhouding van onder meer de loonheffing;
  • het voordeel bruteren zodat de werkgever onder meer de loonheffing voor zijn rekening neemt;
  • bij loon in natura het voordeel bijtellen (en niet uitbetalen) zodat daarover onder meer de loonheffing wordt ingehouden.

Kleine geschenkenregeling

De vrijstelling wellevendheid, sympathie of piëteit moet je niet verwarren met de kleine geschenkenregeling. Deze drie genoemde zaken kun je eigenlijk los zien als een voordeel uit dienstbetrekking. Denk bijvoorbeeld aan een rouwkrans bij overlijden of een fruitmand bij (langdurige) ziekte. Het betreft zaken waarin de werkgever een persoonlijke blijk van medeleven toont.
Bij de kleine geschenkenregeling moet je aan de volgende drie voorwaarden voldoen:

  • De werkgever geeft een persoonlijke attentie in situaties waarin ook anderen een dergelijke attentie geven.
  • De werkgever geeft geen geld of een waardebon.
  • De factuurwaarde (inclusief btw) van de attentie is maximaal € 25.

Het cadeau is alleen vrijgesteld als je aan alle drie de voorwaarden voldoet.
Stel dat het cadeau voldoet aan drie voorwaarden en per post wordt toegezonden aan de werknemer, dan tellen de verzendkosten niet mee voor de waarde van € 25 incl. btw.

Voorbeeld klein geschenk

Werkgever Z bezorgt ’s morgens een bos bloemen van € 25 bij een werknemer die 12,5 jaar in dienst is, gaat ’s middags op kraamvisite bij een werknemer en geeft babykleertjes ter waarde van € 25 incl. btw. ’s Avonds gaat hij naar een werknemer die trouwt en geeft een cadeaubon van € 25. Tenslotte speelt hij de dag daarna voor Sinterklaas en geeft op 5 december alle medewerkers een chocoladeletter mee naar huis ter waarde van € 7,50.
Het kraamcadeau voldoet als enige aan alle drie de voorwaarden van de kleine geschenkenregeling en valt dus als enige in dit voorbeeld onder deze vrijstelling.