Versoepeling coronabelastingschulden

Vanwege de coronacrisis kon de ondernemer tot uiterlijk 1 april 2022 uitstel van betaling vragen. In eerste instantie was dit tot uiterlijk 30 september 2021, daarna tot uiterlijk 31 januari 2022 en uiteindelijk tot en met 31 maart 2022. Ondernemers die al uitstel van betaling hadden tot 1 oktober 2021, kregen voor nieuwe schulden vanaf 1 oktober automatisch uitstel tot en met 31 maart 2022. Zij hoefden daarvoor geen nadere actie te ondernemen. Had de ondernemer nog geen uitstel of alle belastingschulden al afgelost, dan kon de ondernemer tot en met 31 maart 2022 opnieuw uitstel van betaling vragen. Per 1 april 2022 eindigde de mogelijkheid om in verband met corona uitstel van betaling te vragen definitief.

Uitstel belastingsoorten

Dit uitstel geldt voor alle belastingen die voor ingevolge het Besluit noodmaatregelen coronacrisis voor uitstel in aanmerking komen en waarvan de uiterste betaaldatum voor 1 april 2022 verstreek :

  •  loonheffingen (LB)
  • omzetbelasting (btw)
  • inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (IB)
  • inkomensafhankelijke bijdrage Zvw
  • vennootschapsbelasting (Vpb)
  • kansspelbelasting
  • assurantiebelasting
  • verhuurderheffing
  • milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater)
  • accijnzen
  • verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken
  • BPM vanaf het tijdvak mei 2020

Voor de omzetbelasting en loonheffing valt dus ook de aangifte februari 2022 in het uitstel, maar niet de aangifte maart 2022 of eerste kwartaal 2022.
De voorlopige aanslagen IB en VPB 2022 vallen ook volledig onder het bijzonder uitstel van betaling. Dus ook de termijnen over april tot en met december 2022 hoeft je klant nog niet te betalen. Deze gaan mee in afbetalingsregeling die start op 1 oktober 2022 (zie hierna). Dit geldt echter alleen als de 1 e termijn vóór 1 april 2022 verviel. Lag de uiterste betaaldatum van de 1 e termijn op of na 1 april 2022, dan valt de voorlopige aanslag buiten het bijzonder uitstel van betaling.

Let op! De ontvanger verleent geen uitstel van betaling en trekt verleend uitstel van betaling in als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.

Basisregels aflossing

De startdatum voor het terugbetalen van coronaschulden is 1 oktober 2022. De ondernemer krijgt vóór 1 oktober 2022 een brief van de Belastingdienst, met een overzicht van zijn totale belastingschuld, de voorwaarden van de betalingsregeling en het maandbedrag van de betalingsregeling. Hij krijgt van de Belastingdienst dan een betalingsregeling aangeboden van 60 gelijke maandtermijnen waarmee de ondernemer dan iedere maand tot 1 oktober 2027 een vast bedrag terugbetaalt. De uiterste betaaldatum van de eerste betalingstermijn is 31 oktober 2022. Elke volgende termijn vervalt telkens een maand later.
Gedurende de betalingsregeling die loopt vanaf 1 oktober 2022 moet de ondernemer tijdig juiste aangiften indienen en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomen. Doet de ondernemer dat niet, dan kan de ontvanger de betalingsregeling die loopt vanaf 1 oktober 2022 weigeren of beëindigen. De ontvanger moet de ondernemer wel eerst de gelegenheid geven om binnen veertien dagen alsnog aan de verplichtingen te voldoen, voordat de ontvanger de regeling kan beëindigen of weigeren.

Als de belangen van de Staat zich tegen de betalingsregeling verzetten, wordt deze niet toegekend of ingetrokken.
De Belastingdienst stelt de ondernemer tenminste eenmaal per half jaar schriftelijk op de hoogte van de afboeking van de betalingen van de ondernemer.

Let op!
Voor de belastingen die de ondernemer uiterlijk tussen 1 oktober 2021 en 31 maart 2022 had moeten voldoen maar waarvoor uitstel van betaling op grond van het besluit heeft gekregen, geldt het uitstel van betaling tot 1 oktober 2027 alleen als de betalingsproblemen van de ondernemer hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan. Deze voorwaarde is niet opgenomen voor de belastingen die de ondernemer uiterlijk 30 september 2021 had moeten voldoen.

Versoepeling algemeen

Naar aanleiding van onder meer de internetconsulatie (Internetconsultatie coronabelastingschulden • 05-04-2022) en gesprekken met ondernemersorganisaties heeft het kabinet besloten de betalingsregeling die ingaat op 1 oktober 2022 meer flexibel te maken. Op die manier wil het kabinet tegemoet komen aan problemen die in de kern gezonde ondernemingen ervaren bij het aflossen van de belastingschuld.
Ondernemers krijgen, onder voorwaarden, de mogelijkheid om de maandbedragen per kwartaal te voldoen, en
een incidentele betaalpauze (één keer gedurende maximaal drie maanden) in te lassen, en
de aflossingstermijn van de coronabelastingschuld te verlengen van 5 naar 7 jaar.

De Belastingdienst kan deze versoepelingen afzonderlijk, maar ook in combinatie toestaan, als aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. De Belastingdienst beslist in beginsel binnen acht weken na ontvangst van een verzoek van de ondernemer voor (één van) de versoepelingen.
Is een verzoek nog niet afgehandeld door de Belastingdienst, dan verwacht de Belastingdienst dat de ondernemer nog volgens de basisregels aflost (dat wil zeggen maandbetaling op basis van een aflossingstermijn van 5 jaar). Kan de ondernemer de maandbedragen niet volledig betalen? Laat hem dan in ieder geval betalen wat wel mogelijk is. In dat geval zal de Belastingdienst de betalingsregeling namelijk niet meteen stoppen maar hierover eerst contact zoeken.

Versoepeling betalingstermijn

De Belastingdienst kan na een schriftelijk en gemotiveerd verzoek eenmalig toestaan dat de ondernemer per kwartaal betaalt in plaats van per maand. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
Uit de motivering van de ondernemer blijkt de noodzaak om per kwartaal af te lossen in plaats van per maand. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een onderneming een sterk fluctuerende omzet heeft vanwege seizoensinvloeden.
De ondernemer heeft geen openstaande belastingen die op of na 1 april 2022 betaald hadden moeten zijn, tenzij daar uitstel van betaling voor loopt.
Als de Belastingdienst de kwartaalbetalingen toestaat, is de uiterste betaaldatum van de eerstvolgende betaaltermijn: de laatste dag van het lopende kwartaal waarin het verzoek is ingediend. Bij een verzoek op bijvoorbeeld 10 oktober 2022, is de uiterste betaaldatum voor de maanden oktober tot en met december: 31 december 2022.

Versoepeling betaalpauze

De Belastingdienst kan na een schriftelijk en gemotiveerd verzoek eenmalig een betaalpauze van maximaal 3 maanden of 1 kwartaal (bij kwartaalbetaling) toestaan. Hiervoor gelden volgende voorwaarden:
Uit de motivering van de ondernemer wordt aannemelijk dat de ondernemer voor een korte periode aflossingsproblemen verwacht.
De ondernemer heeft geen openstaande belastingen die op of na 1 april 2022 betaald hadden moeten zijn, tenzij daar uitstel van betaling voor loopt.
De betaalpauze vangt aan met ingang van de eerstvolgende termijn die de ondernemer moet voldoen na de toestemming voor de betaalpauze.

Let op
Bij het toekennen van een betaalpauze wordt de duur van de betalingsregeling niet verlengd. De resterende termijnen worden dus hoger. Verzoeken voor een betaalpauze worden verder tijdens de betalingsregeling eenmalig ingewilligd.
Een eerder aangekondigde mogelijkheid om later aan te vangen met aflossen is vervallen en vervangen door de nieuwe versoepelingen van kwartaalbetalingen en een eenmalige betaalpauze.

Versoepeling aflossingstermijn

Het wordt voor sommige ondernemers mogelijk om de aflossingstermijn van de coronabelastingschuld op verzoek te verlengen van 5 naar 7 jaar. De betalingsregeling eindigt dan niet 1 oktober 2027 maar 1 oktober 2029. De voorwaarden voor deze verlenging zijn:

  • De verlenging is noodzakelijk en haalbaar.
  • De totale belastingschuld waarvoor de betalingsregeling geldt bedraagt op het moment van het verzoek minimaal € 10.000.
  • De ondernemer heeft geen openstaande belastingschuld die op of voor 12 maart 2020 betaald had moeten zijn, waarvoor de dwanginvordering was opgestart en waarvoor op 12 maart 2020 geen uitstel van betaling liep.
  • De ondernemer heeft geen openstaande belastingen die op of na 1 april 2022 betaald hadden moeten zijn, tenzij daar uitstel van betaling voor loopt.

Voor de verlenging moeten ondernemers een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Dit verzoek moet aan de volgende eisen voldoen:

  • Het verzoek moet schriftelijk en gemotiveerd zijn.
  • Om de noodzakelijkheid en haalbaarheid van de verlenging te kunnen beoordelen moet de ondernemer een liquiditeitsprognose van de komende 24 maanden bijvoegen (gerekend van de datum van indiening van het verzoek). Uit dit overzicht moet de aflossingscapaciteit van de ondernemer blijken.

Bij een openstaande coronabelastingschuld van € 50.000 of meer gelden twee aanvullende voorwaarden:

  • bijvoegen van de jaarstukken van de drie laatste boekjaren
  • bijvoegen van een verklaring van een deskundige derde waarin deze verklaart dat:
    de noodzaak en haalbaarheid van de gevraagde verlenging van de betalingsregeling aannemelijk is en
    er geen indicaties zijn dat de onderneming niet levensvatbaar is.

Er gelden geen formele eisen voor de derde deskundige. Dit kan bijvoorbeeld een externe consultant, een externe financier, een brancheorganisatie of de (huis)accountant zijn.
Als de Belastingdienst van mening is dat aanvullende informatie nodig is om de verlenging goed te kunnen beoordelen, kan de Belastingdienst de ondernemer vragen deze te verstrekken.
Een verzoek kan de hele looptijd van de betalingsregeling ingediend worden.
Naast de hiervoor genoemde voorwaarden gelden ook de voorwaarden die voor de basis betalingsregeling al gelden. Dat wil zeggen dat de ondernemer tijdig juiste aangiften moet indienen en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig moet nakomen.

Prinsjesdag: Maatregelen voor ondernemers

 

Het Belastingplan wordt ieder jaar op Prinsjesdag bekendgemaakt. De plannen worden daarna besproken door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Bij akkoord gelden ze meestal vanaf 1 januari van het eerstvolgende jaar. Hieronder hebben we een aantal belangrijke maatregelen genoteerd die ondernemers treft.

Budget voor milieuvriendelijk investeren verruimd

Per 1 januari 2023 wordt het budget voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Energie-investeringsaftrek (EIA) verder verruimd. De EIA gaat met € 100 miljoen per jaar omhoog. De MIA gaat met € 50 miljoen per jaar omhoog.

Ondernemersvrijstelling voor bestelauto’s afgeschaft

Per 1 januari 2025 wordt de bpm-vrijstelling voor een bestelauto van de ondernemer (ondernemersvrijstelling) afgeschaft. Dit betekent dat de ondernemer straks, bij aanschaf van een bestelauto op benzine, diesel of gas, bpm verschuldigd is. De hoogte van de bpm wordt afhankelijk van de CO2-uitstoot.

Motorrijtuigenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers verhoogd

Per 1 januari 2025 gaat het tarief van de motorrijtuigenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers omhoog met 15 procent. In 2026 wordt het verder verhoogd met 6,96 procent.

Zelfstandigenaftrek afgebouwd

Per 1 januari 2023 wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd van € 6.310 naar € 5.030. Het plan is om de zelfstandigenaftrek sneller af te bouwen dan eerder de bedoeling was. Zo wordt de zelfstandigenaftrek uiteindelijk verlaagd naar € 900 in 2027.

Opbouw oudedagreserve (FOR) stopgezet

Per 1 januari 2023 is het voor ondernemers niet meer mogelijk om een deel van de winst aan de oudedagsreserve (FOR) toe te voegen. De opgebouwde oudedagsreserve tot en met 31 december 2022 kan volgens de huidige regels worden afgewikkeld.

Overdrachtsbelasting verhoogd voor niet-woningen

Per 1 januari 2023 wordt het tarief voor de overdrachtsbelasting voor kopers die de woning niet als hoofdverblijf gaan bewonen (denk aan vakantiewoningen en bedrijfspanden) verhoogd van 8 procent naar 10,4 procent. ‘Starters’ onder de 35 jaar hoeven geen overdrachtsbelasting te betalen bij aankoop van een eigen woning tot en met € 400.000. Voor kopers vanaf 35 jaar die de woning zelf als hoofdverblijf gaan bewonen, blijft het tarief 2 procent.

Vrijgestelde deel CO2-heffing industriële bedrijven wordt kleiner

Het deel van de CO2-uitstoot waar industriële bedrijven geen heffing over hoeven te betalen, wordt vanaf 1 januari 2023 kleiner. Industriële bedrijven die veel CO2 uitstoten gaan zo per saldo meer CO2-heffing betalen.

Maatregelen voor de vennootschapsbelasting

Eerste tariefschijf vennootschapsbelasting verlaagd

Per 1 januari 2023 wordt de schijfgrens in de vennootschapsbelasting verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Daarnaast wordt het lage tarief van 15 procent verhoogd naar 19 procent.

Voor meer info verwijzen we je door naar de volgende link https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belastingplan

Prinsjesdag: Maatregelen voor particulieren

 

Het Belastingplan wordt ieder jaar op Prinsjesdag bekendgemaakt. De plannen worden daarna besproken door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Bij akkoord gelden ze meestal vanaf 1 januari van het eerstvolgende jaar. Hieronder hebben we een aantal belangrijke maatregelen genoteerd die particulieren treft.

Het tarief van de eerste schijf inkomstenbelasting verlaagd

Per 1 januari wordt de eerste schijf inkomstenbelasting in box 1 voor inkomens tot € 73.071 verlaagd van 37,07 procent naar 36,93 procent. Voor AOW-gerechtigden geldt een tarief van 19,03 procent (inclusief premies volksverzekeringen).

De inkomensafhankelijke combinatiekorting afgeschaft

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK ) wordt vanaf 1 januari 2025 afgeschaft, behalve voor ouders met één of meer kinderen geboren vóór 1 januari 2025. Deze ouders blijven recht  hebben op IACK tot het jongste kind 12 jaar oud is. Zij moeten wel aan alle voorwaarden voor de combinatiekorting blijven voldoen.

De arbeidskorting verhoogd

De arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen. De arbeidskorting wordt vanaf 1 januari 2023 elk jaar verhoogd voor werkenden en ondernemers die inkomstenbelasting betalen. De arbeidskorting werd al van 2019 tot en met 2022 stapsgewijs verhoogd, maar het plan is deze nu extra te verhogen. In 2023 wordt de maximale arbeidskorting verhoogd van € 4.260 naar € 5.052.

Middeling in de inkomstenbelasting komt te vervallen

Per 1 januari 2023 komt de middelingsregeling in de inkomstenbelasting te vervallen. Middeling kan nog worden toegepast bij sterk wisselende inkomsten over het laatste tijdvak 2022-2024.

Overbruggingswet voor Box 3

Per 1 januari 2026 wordt het nieuwe box 3 stelsel geïntroduceerd, waarin het werkelijke rendement op vermogen wordt belast. Voor de periode 2023 tot en met 2025 gaat voor box 3 de Overbruggingswet box 3 gelden. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld, bezittingen en schulden.

Box 3 tarief verhoogd

Het box 3 tarief wordt met 1 procent per jaar verhoogd naar 34 procent in 2025. Voor 2023 wordt het tarief dus 32 procent.

Box 3 vrijstelling verhoogd

Per 1 januari 2023 wordt de vrijstelling voor box 3 verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt de vrijstelling verhoogd van € 101.300 naar € 114.000.

Schenkvrijstelling eigen woning verlaagd voor schenkbelasting

Per 1 januari 2023 wordt de schenkingsvrijstelling voor eigen woningen verlaagd van  € 106.671 tot € 28.947. De vrijstelling zal per 1 januari 2024 helemaal worden afgeschaft.

Tarief aftrekposten verlaagd

Per 1 januari  2023 zijn aftrekposten tegen een lager tarief aftrekbaar in de inkomstenbelasting, namelijk tegen een tarief van 37,05 procent (2022: 40 procent). Dit geldt voor o.a. de eigenwoningrente, partneralimentatie, giften, zelfstandigenaftrek en zorgkosten.

Verlaging accijns op brandstof verlengd

De verlaging met 21 procent van accijns op brandstof (benzine, diesel en LPG) wordt verlengd tot en met 30 juni 2023.

Btw tarief op zonnepanelen verlaagd

Per 1 januari 2023 wordt het btw-tarief op aankoop en plaatsen van zonnepanelen verlaagd van 21 procent naar 0 procent. Dit 0-procenttarief geldt als de zonnepanelen worden geïnstalleerd op woningen of bijgebouwen van een woning, zoals een schuur.

Verbruiksbelasting verhoogd

Per 1 januari 2023 wordt verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken verhoogd met € 11,37 naar € 20,20 per hectoliter. Dit is in 2023 nog inclusief mineraalwater. Per 1 januari 2024 wordt mineraalwater van de verbruiksbelasting uitgezonderd. Daarnaast wordt per 1 januari 2014 het tarief van de verbruiksbelasting verder verhoogd met € 2,47 naar € 22,67 per hectoliter.

Vliegbelasting verhoogd

Per 1 januari 2023 wordt tarief van de vliegbelasting verhoogd met € 18,48. Het tarief gaat dan omhoog van € 7,95 naar € 26,43 per passagier die vanuit Nederland vertrekt.

Voor meer info verwijzen we je door naar de volgende link https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belastingplan

Prinsjesdag: Maatregelen voor aanmerkelijkbelanghouders

 

Het Belastingplan wordt ieder jaar op Prinsjesdag bekendgemaakt. De plannen worden daarna besproken door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Bij akkoord gelden ze meestal vanaf 1 januari van het eerstvolgende jaar. Hieronder hebben we een aantal belangrijke maatregelen genoteerd die aanmerkelijkbelanghouders treft.

Twee belastingschijven ingevoerd in box 2

Per 1 januari 2024 worden twee schijven geïntroduceerd in box 2. Het inkomen uit aanmerkelijk belang tot € 67.000 wordt belast in box 2 tegen een belastingtarief van 24,5 procent. Voor zover de inkomsten uit aanmerkelijk belang meer bedragen dan € 67.000, vindt heffing plaats tegen een tarief van 31 procent.

Geen lager salaris meer voor de aanmerkelijkbelanghouder

De aanmerkelijkbelanghouder kon op basis van de doelmatigheidsmarge zijn loon verminderen door aansluiting te zoeken bij 75 procent van het loon van een werknemer in de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Per 1 januari 2023 wordt de doelmatigheidsmarge afgeschaft.
Bij de aanmerkelijkbelanghouder voor wie bij het berekenen van het gebruikelijk loon gebruik wordt gemaakt van de doelmatigheidsmarge, dient per 1 januari dus ook een hoger gebruikelijk loon te worden gehanteerd.

Versoepeling gebruikelijk loon innovatieve start-up komt te vervallen

Per 1 januari 2023 komt de versoepeling van de gebruikelijkloonregeling voor de werknemer die aanmerkelijkbelanghouder is van een innovatieve startup te vervallen. Dit betekent dat het wettelijk minimumloon niet langer kan worden aangemerkt als gebruikelijk loon.

Voor meer info verwijzen we je door naar de volgende link https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belastingplan

Prinsjesdag: Maatregelen voor werkgevers

 

Het Belastingplan wordt ieder jaar op Prinsjesdag bekendgemaakt. De plannen worden daarna besproken door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Bij akkoord gelden ze meestal vanaf 1 januari van het eerstvolgende jaar. Hieronder hebben we een aantal belangrijke maatregelen genoteerd die werkgevers treft.

 

WKR verhoogd

Per 1 januari 2023 wordt de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd van 1,70 procent naar 1,92 procent over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Over het meerdere bedraagt de vrije ruimte 1,18 procent.

AoF-premie verlaagd

Per 1 januari  2023 worden de loonkosten voor bedrijven verlaagd door de AoF-premie voor kleine werkgevers te verlagen. De exacte verlaging is nog niet bekend. De AoF-premie is een premie die werkgevers aan de Belastingdienst betalen ten behoeve van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Belastingvrije kilometervergoeding omhoog naar € 0,21 per kilometer

Per januari 2023 wordt de belastingvrije kilometervergoeding voor reiskosten tijdens het werk en voor woon-werkverkeer verhoogd van € 0,19 per kilometer naar € 0,21 per kilometer. Per 1 januari 2024 zal de belastingvrije kilometervergoeding verder verhoogd worden naar € 0,22 per kilometer.

Bijtelling elektrische auto aangepast

Per 1 januari 2023 geldt een bijtelling bij volledig elektrische auto’s van 16 procent tot een cataloguswaarde van € 30.000 (2022: € 35.000). Voor het merendeel geldt het bijtellingspercentage van 22 procent. In 2024 zal de bijtelling 17 procent bedragen tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 22 procent over het meerdere.
Vanaf 2026 worden elektrische auto’s gelijk behandeld als normale auto’s (bijtellingspercentage van 22 procent). Tot 2025 geldt nog wel een subsidieregeling voor de aankoop van nieuwe of gebruikte elektrische auto’s. In 2023 bedraagt de subsidie € 2.950 bij een nieuwe elektrische auto en € 2.000 voor een gebruikte elektrische  auto.

30-procentregeling beperkt

De 30-procentregeling geldt voor werknemers uit het buitenland die in Nederland komen werken. Deze kunnen maximaal 30 procent van hun belastbare loon onbelast vergoed krijgen met de 30-procentregeling. Per 1  januari 2023 kan de 30-procentregeling nog alleen worden toegepast tot maximaal de Balkenendenorm. Voor 2022 is dat een bedrag van € 216.000 op jaarbasis (30 procent hiervan is maximaal € 64.800 onbelast vergoed).
Voor werknemers waarbij de 30-procentregeling over het laatste loontijdvak van 2022 al is toegepast, zal  de beperking van de 30-procentregeling pas vanaf 1 januari 2026 worden toegepast.

Voor meer info verwijzen we je door naar de volgende link https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/belastingplan

Belastingdienst rondt eerste fase herstel box 3 af

 

De eerste fase van het rechtsherstel box 3 is volgens planning afgerond, meldt de Belastingdienst. Alle mensen die meededen aan de massaalbezwaarprocedure tegen de box 3-heffing over de jaren 2017 – 2020 hebben de afgelopen weken een brief van de fiscus ontvangen.

De Belastingdienst stuurde in totaal 225.000 brieven en 130.000 beschikkingen om mensen te informeren over de meest gunstige berekening van het box 3-inkomen. Zorgde de nieuwe berekening voor een lager box 3-inkomen, dan volgde een brief en een beschikking met hoeveel geld ze terugkrijgen. Er is ook een groep die geen geld terugkrijgt, omdat de oude methode voor hen het meest gunstig was, zij kregen een brief met een toelichting.

In reactie op de brieven en beschikkingen werden ruim vijfduizend vragen gesteld en kwamen ruim vierduizend reacties binnen, aldus de Belastingdienst. Een groep van 180 belastingplichtigen krijgt later te horen of en zo ja op welke wijze zij herstel krijgen, omdat er nog andere belastingzaken afgerond moesten worden. Zij hebben persoonlijk bericht gehad en krijgen rechtsherstel zodra dit mogelijk is.

Definitieve aanslag inkomstenbelasting 2021

Op 22 augustus start de Belastingdienst met de verzending van de eerste aanslagen inkomstenbelasting aan mensen die aangifte hebben gedaan van inkomen in box 3 over het belastingjaar 2021. Mensen met inkomen in box 3 kunnen volgens de huidige planning van augustus tot en met half december hun definitieve aanslag inkomstenbelasting over 2021 verwachten.

De aanslagen voor mensen met inkomen in box 3 over het belastingjaar 2021 worden opgelegd op basis van de spaarvariant, als die gunstiger is voor de belastingplichtige. Is dit niet het geval, dan wordt nog het oude box 3-stelsel toegepast. In de spaarvariant wordt aangesloten bij de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden van een belastingplichtige.

Rechtsherstel

Vanaf medio september wordt volgens de huidige planning gestart met het rechtsherstel voor de aanslagen over 2017 tot en met 2020 die op 24 december 2021, de dag dat de Hoge Raad uitspraak deed, nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet zijn vastgesteld.

De Hoge Raad oordeelde eerder dat het kabinet juridisch niet verplicht is om rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers. Het kabinet buigt zich nog over de vraag of en zo ja hoe er ook aan deze groep een vorm van tegemoetkoming kan worden geboden. Deze belastingplichtigen hoeven nu niets te doen om in aanmerking te komen voor een eventuele tegemoetkoming, aldus de Belastingdienst.

Op belastingdienst.nl/box3 is een online rekenhulp en alle andere informatie over box 3 te vinden.

Diverse nieuwe wetgevingen Belastingplan 2023

 

 

Nultarief btw zonnepanelen

Er komt een nultarief voor de btw op zonnepanelen voor woningen. Dat zorgt ervoor dat btw niet meer drukt op de aanschaf en installatie van zonnepanelen. Ook hoeft de Belastingdienst niet langer de aanmeldingen en btw-aangiften van deze particuliere zonnepaneelhouders te verwerken, waardoor de uitvoeringsdruk wordt verlicht.

Twee box 2-tarieven

In 2024 komen er twee box 2-tarieven om de belasting te verhogen voor aanmerkelijkbelanghouders met een hoger inkomen dan de schijfgrens. Zo wordt de belastingdruk meer gelijkgetrokken met het toptarief in box 1. Over het box 2-inkomen tot en met 67.000 euro wordt het tarief 26 procent. In de schijf daarboven wordt het tarief 29,5 procent.

Verlaging Vpb-schijfgrens

Om verliezen goed te maken, moeten meer ondernemers hogere vennootschapsbelasting betalen. He schijfgrens tussen het hoge tarief en lage tarief gaat daarom omlaag van 395.000 euro naar 200.000 euro. Meer bedrijven gaan zo 25,8 procent betalen. Onder de 200.000 euro is het tarief 15 procent.

Nieuwe deadline voor UBO-register

 

Het ministerie van Financiën heeft de invoering van het UBO-register met enkele maanden uitgesteld meldt het FD. Het lukt de Kamer van Koophandel niet om voor 1 september de achterstanden weg te werken.

 

Onder betaalbedrijven was grote onrust ontstaan over tekortkomingen in het register. Financiële instellingen vreesden geen nieuwe klanten meer aan te mogen nemen, zolang de KvK zijn bestanden niet op orde heeft. Dat is nu van de baan. De nieuwe deadline van 1 januari 2023 geldt alleen voor bedrijven die hun papieren al ingeleverd hebben bij de KvK, maar waarvan de inschrijving nog niet verwerkt is.

Het ministerie schat in dat het langer kan duren voordat de volledige werkvoorraad is verwerkt, staat in een mededeling aan de belangenverenigingen van 29 juli.

Bron: FD

Uitspraak: Zonder bewijs van aard en omvang vaste kosten geen gerichte vrijstelling

 

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een vaste kostenvergoeding onder de WKR vooraf naar aard en omvang moet zijn onderbouwd. Het is aan de inhoudingsplichtige deze onderbouwing te bewijzen. De kosten van persoonsgebonden lidmaatschappen van onder meer businessclubs hebben waarschijnlijk deels een niet zakelijk karakter. Het is aan de inhoudingsplichtige om te bewijzen dat de kosten uitsluitend zakelijk zijn.

Inhoudingsplichtige geeft haar werknemers in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 een vaste kostenvergoeding. Zij heeft deze vaste kostenvergoeding uitsluitend onderbouwd aan de hand van een eerder kostenonderzoek, dat naar haar zeggen door de Belastingdienst is geaccordeerd. Inhoudingsplichtige kan echter geen enkel bewijs aanleveren en de Belastingdienst ontkent gemotiveerd dat deze stelling juist is. Daarnaast vergoedt inhoudingsplichtige de kosten van persoonsgebonden lidmaatschappen van netwerkverenigingen en businessclubs. 

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een vaste kostenvergoeding onder de WKR uitsluitend onder de gerichte vrijstellingen kan worden gebracht indien voorafgaand een onderzoek naar aard en omvang van de kosten heeft plaatsgevonden. Het is aan de inhoudingsplichtige te bewijzen dat een dergelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en dat de Belastingdienst dit onderzoek heeft goedgekeurd. Nu dat niet lukt neemt de rechtbank aan dat geen sprake is van een kostenonderzoek. Uit de tekst van het Handboek Loonheffingen valt ook niet af te leiden dat een kostenonderzoek mag ontbreken indien de kostenvergoeding al voorafgaande aan de invoer van de WKR werden vergoed. Persoonsgebonden lidmaatschappen zullen in beginsel deels een niet zakelijk karakter hebben. Het is aan de inhoudingsplichtige om te bewijzen dat dit hier anders is.

Bron uitspraak

Studiekosten en nevenwerkzaamheden per augustus 2022 

In 2021 is het wetsvoorstel ‘Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden’ bij de Tweede Kamer ingediend. Hierin staan onder andere nieuwe regels over het studiekostenbeding, nevenwerkzaamhedenbeding en een uitbreiding van de informatieverplichting. Wat houdt deze nieuwe wet precies in en wat zijn de gevolgen voor mijn organisatie en arbeidsvoorwaarden?

EU-richtlijn geeft werknemers meer rechten en bewegingsvrijheid

Vanuit de Europese Unie is een richtlijn opgesteld die werknemers meer rechten en bewegingsvrijheid op de arbeidsmarkt geeft. Deze richtlijn wordt in heel Europa, dus ook in Nederland, vanaf 1 augustus 2022 geïmplementeerd.
Ga je nu een nieuwe (arbeids-)overeenkomst aan? Dan is het raadzaam om alvast rekening te houden met de aankomende wet- en regelgeving.

Studiekostenbeding vervalt voor verplichte opleidingen

Op dit moment zijn werkgevers verplicht om werknemers in staat te stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor uitoefening van de functie. Voor deze scholing gaan werkgevers vaak een studiekostenbeding aan met de werknemer. Hierin wordt vastgelegd dat (een deel van) de studiekosten worden terugbetaald door de werknemer, wanneer de arbeidsovereenkomst binnen een bepaalde periode na het volgen van de opleiding eindigt.
Per 1 augustus 2022 vervalt de mogelijkheid om zo’n studiekostenbeding op te stellen bij opleidingen die verplicht zijn op basis van de wet of cao. Deze verplichte scholing moet kosteloos worden aangeboden en mag op geen enkele manier worden verhaald op de werknemer. Daar komt bij dat de tijd die de werknemer nodig heeft voor zo’n verplichte opleiding, wordt gezien als arbeidstijd en onder werktijd moet worden gevolgd (tenzij onmogelijk). Er zijn beroepen waarop een uitzondering geldt.
Heb je momenteel een studiekostenregeling? Dan zou het goed kunnen dat deze vanaf 1 augustus 2022 niet meer aansluit bij de nieuwe regelgeving.

Nevenwerkzaamhedenbeding alleen nog toegestaan met goede reden

Momenteel is in veel arbeidsovereenkomsten een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen. Hierin staat dat een werknemer zonder toestemming van de werkgever, geen nevenwerkzaamheden naast zijn werk mag uitvoeren. Vanaf 1 augustus 2022 komt hier verandering in. De EU-richtlijn bepaalt namelijk dat de werkgever een werknemer niet meer kan verbieden om buiten het werkrooster voor een andere werkgever te werken, tenzij hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond (goede reden) is.
Heb je momenteel een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen? Dan is het goed mogelijk dat deze niet meer voldoet aan de nieuwe regelgeving per 1 augustus 2022.

Uitbreiding informatievoorziening aan werknemers

Momenteel staat al in de wet welke informatie de werkgever bij indiensttreding aan een werknemer moet verstrekken. Deze informatieverplichting wordt vanaf 1 augustus 2022 uitgebreid. De werkgever moet dan naast de huidige verplichte informatie, ook informatie verstrekken over onder andere het opleidingsbeleid, werktijden en verlofregelingen. Daarnaast moet de werkgever bij aanvang van de arbeidsovereenkomst vermelden of er sprake is van een voorspelbaar of onvoorspelbaar werkpatroon. Bij een onvoorspelbaar werkpatroon zijn de tijdstippen waarop de arbeid wordt verricht geheel of grotendeels onvoorspelbaar. Bij een voorspelbaar werkpatroon zijn de tijden geheel of grotendeels wel te voorspellen. Op basis van het werkpatroon moet bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst extra informatie worden verstrekt over onder andere arbeidstijd, overwerken, dienstruiling en de minimale termijn voor oproeping.
Beschikken jullie over een personeelshandboek? Dan is ons advies om (het grootste gedeelte) van alle nieuwe informatie uit te werken in een beleid en deze integraal onderdeel van het personeelshandboek te maken.

De nieuwe regelgeving zal zorgen voor een grotere administratieve last voor jou als werkgever. Het is echter belangrijk dat het wel wordt gedaan, want er komen sancties te staan op het niet naleven van deze regels.