In april 2021 is de handreiking familieleningen openbaar gemaakt. Deze handreiking bevat een stappenplan om de aftrekbare eigenwoningrente te bepalen.
Het stappenplan hieronder is bedoeld om te bepalen wat de reële rente is en de afwijking met het overeengekomen rentepercentage:
– is er sprake van een geldlening?
– voldoet men aan de fiscale voorwaarden van een eigenwoningschuld, al dan niet met toepassing van overgangsrecht?
– ziet de rentevergoeding uitsluitend op een vergoeding op het uitgeleende geld of ook op andere rechten en verplichtingen?
– in welke mate is sprake van een reële rente?
– wat is het gangbare rentepercentage bij de meest vergelijkbare lening die men onder marktomstandigheden (bij een bank) afsluit?
– wat zijn de verschillen met de familielening en in hoeverre is het hogere rentepercentage reëel?
– bepaal het verschil, dat wil zeggen het niet reële en dus niet-aftrekbare deel van de rente.
Als de schuldeiser een natuurlijk persoon is die de lening buiten het kader van zijn beroep/bedrijf verstrekt, dan is er pas sprake van een geldlening als de schuldeiser het geld ter beschikking stelt aan de schuldenaar of zich daar schriftelijk aan verbindt. Een familielening vindt vaak plaats in de privésfeer, daarom is het belangrijk om te weten dat een rente alleen is verschuldigd als dat schriftelijk is vastgelegd. Is dat niet het geval, dan is het een renteloze lening. Als er wordt overeengekomen dat er rente is verschuldigd maar dit rentepercentage niet schriftelijk wordt vernoemd, geldt de wettelijke rente. Op dit moment bedraagt deze 2%.
Bij familieleningen kijkt de Belastingdienst kritisch naar de zakelijkheid van de rente. De marktwerking speelt mee bij de hoogte van de zakelijke rente, maar ook het debiteurenrisico. Ook wordt er rekening gehouden met kost- en winstopslag. Als het vergoedingselement uit meer elementen bestaat, zoals een vergoeding voor boetevrij aflossen, is zij niet aftrekbaar.
De inspecteur beoordeelt of het rentepercentage afwijkt van de reële rente die derden onder vergelijkbare omstandigheden zouden overeenkomen, bijvoorbeeld welk rentepercentage zou een bank vragen in een vergelijkbare situatie? Wanneer volgens de Belastingdienst blijkt dat er een te hoge rente is afgesproken, is de rente misschien niet volledig aftrekbaar. Ook vormt dit dan een periodieke schenking door de schuldenaar aan de schuldeiser. Andersom kan dit ook het geval zijn bij een te lage rente.
(Bron: Taxence)