Het kabinet wil vergoedingen direct uitbetalen aan burgers of bedrijven die bezwaar maken tegen WOZ- en bpm-besluiten. En de vergoedingen voor proceskosten en immateriële schade bij deze bezwaren verlagen. Hiermee wil het kabinet het voor bezwaarbureaus financieel minder aantrekkelijk maken om namens burgers of bedrijven procedures te starten. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.
Doel: minder tijd en geld van overheid naar bezwaarbureaus
Het kabinet wil het voor bezwaarbureaus financieel minder aantrekkelijk maken om veel en langdurige juridische procedures tegen WOZ- en bpm-besluiten te starten. Hierdoor krijgen gemeenten, de Belastingdienst en de rechtspraak meer tijd voor de behandeling van andere bezwaar- en beroepszaken. Zo staat het belang van burgers en bedrijven namens wie bezwaar wordt gemaakt weer voorop.
Financiële prikkel wegnemen voor bezwaarbureaus
Er zijn organisaties die burgers en bedrijven helpen bij het maken van bezwaar tegen de overheid. Dit heet ook wel professionele rechtsbijstand. Als het bezwaar succesvol is, ontvangen zij een vaste vergoeding voor de gemaakte kosten (proceskostenvergoeding). En als het juridische proces vertraging heeft ook een vergoeding voor immateriële schade. De gemeente betaalt de vergoedingen voor de WOZ en de Belastingdienst betaalt de vergoedingen voor de bpm.
Voor bezwaarbureaus die burgers en bedrijven gratis helpen (no-cure-no-paybedrijven) zijn deze vergoedingen vaak de enige inkomsten. Het heeft voor bezwaarbureaus dus voordelen om zoveel mogelijk juridische procedures te starten. En deze zo lang mogelijk te laten duren. Dit kost de overheid en de samenleving veel tijd en geld.
Voorstel: vergoedingen direct naar burger of bedrijf en lagere vergoedingen voor bezwaarbureaus
Het kabinet stelt voor dat de volgende maatregelen vanaf 1 januari 2024 ingaan:
- Gemeenten en de Belastingdienst betalen de vergoedingen direct aan de burger of het bedrijf namens wie het bezwaar is gemaakt. En dus niet meer aan de organisatie die juridische hulp biedt.
- De proceskostenvergoeding voor professionele rechtsbijstand wordt lager. Die vergoeding wordt 25% van de huidige vergoeding als de burger of het bedrijf inhoudelijk gelijk krijgt. Als om andere redenen een vergoeding wordt toegekend, is de vergoeding 10% van de huidige vergoeding.
- Als de gemeente, Belastingdienst of de rechter niet binnen een redelijke termijn uitspraak doet, is de vergoeding voor immateriële schade lager. Die vergoeding is dan niet € 500 maar € 50 voor elk half jaar dat het proces langer duurt dan die termijn.
De maatregelen gelden voor bezwaar- en beroepsprocedures tegen:
- WOZ-beschikkingen;
- bpm-aangiften;
- bpm-naheffingsaanslagen.
Gevolg: veranderingen voor burgers, bedrijven en professionele rechtsbijstand
Een burger of bedrijf maakt zelf bezwaar of gaat zelf in beroep
Het blijft mogelijk om zelf bezwaar te maken of in beroep te gaan. Dit verandert er:
Duurt een procedure te lang en vraagt u om een vergoeding van immateriële schade? Dan is die vergoeding lager dan nu het geval is.
Een professionele organisatie maakt namens een burger of bedrijf bezwaar of gaat in beroep
Het blijft mogelijk om een procedure te starten met juridische hulp van een professionele rechtsbijstandverlener, zoals een bezwaarbureau. Dit verandert er als het bezwaar succesvol is:
- De proceskostenvergoeding voor professionele rechtsbijstand is lager.
- Duurt een procedure te lang en vraagt u om een vergoeding van immateriële schade? Dan is die vergoeding lager dan nu het geval is.
- De professionele organisatie ontvangt van de gemeente geen vergoedingen meer. De organisatie spreekt zelf af wat burgers en bedrijven betalen voor de juridische hulp. Door de lagere proceskostenvergoeding vragen bezwaarbureaus misschien ook een eigen bijdrage aan burgers of bedrijven.
Stand van zaken wetsvoorstel
Dit voorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2024. De maatregelen staan in een wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm. Als de Tweede en Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2024 in.
Bron: https://www.rijksoverheid.nl/